ECLI:NL:RBZWB:2023:4258

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5585
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg opgelegde last onder dwangsom (lod) en de invordering daarvan. Eiser, exploitant van een café, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, waarbij hem een dwangsom is opgelegd wegens overtreding van geluidsnormen. De rechtbank heeft op 2 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door vertegenwoordigers. Het college heeft de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en de last onder dwangsom gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geluidsmetingen correct zijn uitgevoerd en dat de geluidsnormen zijn overschreden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de metingen onjuist zijn. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de last onder dwangsom op te leggen en de invordering daarvan te handhaven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de opgelegde last en het invorderingsbesluit in stand blijven. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5585 ACTMIL

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, college
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het college, bij besluit van 9 mei 2022 (primair besluit I), opgelegde last onder dwangsom (lod) en een bij besluit van 11 augustus 2022 ingevorderde dwangsom (primair besluit II).
1.1.
Met het bestreden besluit van 2 november 2022 heeft het college de bezwaren tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard en deze besluiten gehandhaafd. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] . Het college is vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 3] , vergezeld door zijn gemachtigde en [naam vertegenwoordiger 4] .
1.3
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil
2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een lod op te leggen. Daarnaast heeft het beroep, gelet op artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede betrekking op het door het college genomen invorderingsbesluit.
Het beroep
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser exploiteert op het perceel aan de [adres] 2 te [plaatsnaam 2] (perceel) het café ‘ [naam cafe] ’. Na een klacht op 12 november 2021 over geluidsoverlast heeft een toezichthouder van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (Omgevingsdienst) ter plaatse geluidsmetingen uitgevoerd. In de nacht van 11 maart 2022 heeft een toezichthouder van de Omgevingsdienst naar aanleiding van een klacht over geluidsoverlast opnieuw geluidsmetingen uitgevoerd en op 24 maart 2022 heeft de toezichthouder een controle bij de inrichting uitgevoerd. Hierbij is een overtreding geconstateerd, namelijk een ontbrekende aanvullende melding inclusief een akoestisch onderzoek naar aanleiding van de uitbreiding van de inrichting met een terrasoverkapping. Het college heeft eiser op 20 april 2022 bericht dat bij de geluidsmeting op 11 maart 2022 is geconstateerd dat de geluidsnorm voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau [1] ter plaatse van de gevel van derden met gemiddeld 20 dB(A) is overschreden. Het college is voornemens om eiser een lod op te leggen van € 2.000,00 per, door muziekgeluid, geconstateerde overtreding van artikel 2.17, eerste lid, sub a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Amb). Eiser heeft tegen dit voornemen geen zienswijze ingediend. Met het primaire besluit I heeft het college de aangekondigde lod opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Toezichthouders van de Omgevingsdienst hebben op in de nacht van 11 juni 2022 opnieuw, na klachten over geluidsoverlast, geluidsmetingen verricht. Hierbij is geconstateerd dat de geluidsnorm voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 40 dB(A) ter plaatse van de gevel van derden met gemiddeld 19 dB(A) werd overschreden. Op 29 juni 2022 heeft het college eiser schriftelijk bericht dat eiser een eerste dwangsom verschuldigd is en de dwangsom dient voor 23 juli 2022 aan het college betaald te zijn. Het college heeft in dezelfde brief het voornemen kenbaar gemaakt om de dwangsom zo nodig in te vorderen. Eiser heeft naar aanleiding van deze brief geen zienswijze ingediend noch de dwangsom betaald. Het college heeft met het primaire besluit II de dwangsom ingevorderd. Eiser heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft het college – overeen-komstig het advies van de Vaste commissie van advies voor bezwaarschriften Geertruidenberg (commissie) – de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit I en II ongegrond verklaard. De opgelegde lod en de invordering van de eerste dwangsom is gehandhaafd.
Heeft het college in redelijkheid gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen?
5. Eiser voert aan dat de geluidsmetingen niet correct zijn uitgevoerd. Er is geen rekening gehouden met een aantal referentiegeluiden, de omgeving is onjuist beschreven en er is onvoldoende rekening gehouden met omgevingsgeluiden. Voor beide data geldt dat het stoorgeluid niet kwantitatief bepaald en gecorrigeerd is en er is geen rekening gehouden met het geluid van de airco en de installatie van de naastgelegen eetgelegenheid. Bij de meting van 11 maart 2022 is de correctie voor gevelreflectie niet verwerkt en bij de meting op 11 juni 2022 is gemeten bij het verkeerde perceel. Alle deze fouten leiden ertoe dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau te hoog is vastgesteld. In de weken voor de metingen op 11 juni 2022 bleek dat de aanwezige airco onvoldoende capaciteit had voor de warme zomerperiode. In de week van de betreffende meting is een tweede airco besteld. Ook was eiser en zijn adviseur in augustus 2022 in overleg met het college over de op 23 augustus 2022 aan het college voorgestelde maatregelen. Eiser heeft verzocht om de opgelegde lod te laten vervallen en in plaats daarvan een nieuwe lod op te leggen. Er zijn volgens eiser geen klachten meer in de omgeving over geluidsoverlast.
5.1
Het college stelt zich op het standpunt dat de gronden van eiser in de bezwaarprocedure al zijn beoordeeld en dat hierbij geen gebreken zijn geconstateerd. De metingen op 11 maart 2022 zijn uitgevoerd bij een normale gevel en het college heeft hiervan foto’s overlegd.
Bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom
5.2
De bevoegdheid tot het opleggen van een lod komt toe aan het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang [2] . De lod houdt een last tot (het gedeeltelijk) herstel van de overtreding in. De rechtbank moet voor dit onderdeel dus eerst beoordelen of er regels overtreden zijn. Dat betekent concreet dat de rechtbank moet beoordelen of het college op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser op 11 maart 2022 de relevante geluidsnormen heeft overtreden. Partijen zijn het erover eens dat het college in dat geval bevoegd is om handhavend op te treden [3] .
Is er sprake van een overtreding?
5.3
Partijen zijn het erover eens dat artikel 2.17, eerste lid, sub a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) de relevante maximale geluidsnormen bepaalt. De meting op van 11 maart 2022 heeft in de nachtperiode plaatsgevonden; de langtijdgemiddelde geluidsnorm op de gevel van gevoelige gebouwen bedraagt maximaal 40 dB(A). Ten tijde van de meting was er geen sprake van een in artikel 4:2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Geertruidenberg 2021 (APV) aangegeven collectieve festiviteit [4] .
Partijen verschillen van mening over de vraag of de geluidsnorm op het moment van meting is overschreden. Het college heeft ter zitting toegelicht dat er bij de betreffende meting geen sprake was van stoorgeluid. Er was wel stemgeluid waarneembaar, maar hiermee is rekening mee gehouden bij de uitgevoerde metingen. Zou er wel sprake zijn geweest van stoorgeluid, dan zou de maximale correctie 3 dB(A) zijn geweest en dan zou de maximale geluidsnorm nog steeds overschreden zijn. De nadere toelichting van het college komt de rechtbank niet onjuist voor. Eiser heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat de geluidsmeting in strijd met de relevante regels is uitgevoerd en in het bijzonder niet dat – als de metingen inderdaad in strijd zouden zijn met de relevante regels – er dan in het geheel geen sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de toepasselijke geluidsnormen. Het college heeft op goede gronden vastgesteld dat de geluidsnormen – fors – zijn overschreden.
Gebruik van de bevoegdheid tot handhavend optreden
5.4
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien er een concreet zicht op legalisering bestaat. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien [5] . Van een concreet zicht op legalisatie is geen sprake en er waren al eerder meerdere klachten. Eiser was voorafgaand aan de oplegging van de lod ook gewaarschuwd om de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit in acht te nemen. In een dergelijk geval telt een gewaarschuwd mens voor twee. Eiser had na de ontvangst van de eerste waarschuwing al eenvoudige maatregelen kunnen nemen, namelijk het maximum volumeniveau van de geluidsinstallatie verlagen en de deur dichthouden. Volgens de rechtbank is er geen sprake van een geval waarin handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat het college daarom van handhaving had moeten afzien. Om dezelfde redenen heeft het college op goede gronden ook geen langere begunstigingstermijn vastgelegd.
De last onder dwangsom
5.5
Het opleggen van een lod is een geschikt middel om handelen in strijd met het Activiteitenbesluit aan te pakken en dient ook het algemeen belang. Vanwege de overtreding van de normen – en de daarmee samenhangende doelen, zoals het voorkomen van onnodige hinder, bescherming van leefbaarheid, openbare orde, etcetera – acht de rechtbank het opleggen van een lod ook noodzakelijk. Dat de lod nadelig is voor eiser en zijn gewenste bedrijfsvoering beïnvloedt, betekent nog niet dat de opgelegde lod onevenwichtig is. Het middel is daarnaast evenredig, omdat de lod niet verder gaat dan nodig is om de hiervoor aangegeven doelstellingen te bereiken. Eiser kan bovendien zelf aan de last voldoen door – in eerste instantie – het volume te verlagen en de deuren dicht te houden en – in tweede instantie – structurele maatregelen te treffen (isolatie, inregelen begrenzer, sluis voor naar buiten gaan, etcetera). De rechtbank beschouwt de hoogte van de dwangsom niet als onevenredig. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de hoogte van de opgelegde dwangsom een startbedrag is dat vaker in dit soort zaken wordt opgelegd en de hoogte beoogt aanpassing van het gedrag en naleving van de relevante normen. Naar het oordeel van de rechtbank is de hoogte van de dwangsom hoog genoeg om eiser aan te zetten tot actie en niet zodanig hoog dat de dwangsom daarmee een punitief karakter krijgt. De hoogte van de dwangsom is daarmee in lijn met de ter zitting gegeven toelichting. De beroepsgronden tegen de opgelegde lod slagen niet.
Heeft het college in redelijkheid gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de last onder dwangsom in te vorderen?
6.1
Na de oplegging van de lod heeft de toezichthouder van de Omgevingsdienst in de nacht van 11 juni 2022 opnieuw geluidsmetingen verricht; bij de meting is een overschrijding van de geluidsnormen van 19 dB(A) geconstateerd. Artikel 5:39, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het beroep tegen de lod mede betrekking heeft op de invorderingsbeschikking. Eiser voert tegen deze meting dezelfde gronden aan als tegen de metingen waarop de lod is gebaseerd. De rechtbank overweegt dat eiser ook voor deze metingen (net zoals in overweging 5.3) niet aannemelijk heeft gemaakt dat de geluidsmeting in strijd met de relevante regels is uitgevoerd en dat – als er wel strijd is met de relevante regels – er dan geen sprake is geweest van een aanzienlijke overschrijding. Aan het invorderingsbesluit van 11 augustus 2022 ligt dan ook een deugdelijke vaststelling van de relevante feiten of omstandigheden ten grondslag [6] .
6.2
Bij een besluit over invordering van een verbeurde dwangsom dient aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht te worden toegekend [7] . Een andere opvatting doet afbreuk aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een lod [8] . Alleen in uitzonderingsgevallen kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Het is dan aan eiser om die bijzondere omstandigheden aan te voeren [9] , bijvoorbeeld als duidelijk is dat er geen overtreding is gepleegd, dat eiser niet als overtreder aangemerkt kan worden [10] of dat de opgelegde last technisch of juridisch evident niet uitvoerbaar is [11] . Eiser heeft ter zitting toegelicht dat er ná de oplegging van de lod een forse investering is gedaan, maar dat de maatregelen ten tijde van de meting op 11 juni 2022 nog niet uitgevoerd waren. Het was toen ook een hele warme week en in de avond van 10 juni 2022 vond verderop in de straat een tentfeest plaats. Dat feest was op 11 juni 2022 rond half een in de nacht afgelopen. Veel bezoekers zijn toen naar het café van eiser gegaan. Er stonden veel mensen buiten en er waren ook veel bezoekers bij de naastgelegen pizzeria.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank doet geen van de in overweging 6.2 genoemde uitzonderingen zich in deze zaak voor en ook heeft het invorderingsbesluit niet tot een faillissement geleid. Het invorderingsbesluit blijft dan ook in stand. De hiertegen gerichte beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de opgelegde lod en het invorderingsbesluit in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juni 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4, tweede lid: De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 5:1, eerste en tweede lid: 1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. 2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Artikel 5:21: Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Artikel 5:32, eerste lid: 1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Artikel 5:33: Een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is verbeurd. Artikel 5:37, eerste lid: Alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, beslist het bestuursorgaan bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom.
Artikel 5:39, eerste lid: Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)Artikel 5.2, eerste lid, sub a: 1. Het bevoegd gezag heeft tot taak: a. zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten voor degene die het betrokken project uitvoert, geldende voorschriften;
Gemeentewet (Gmw)
Artikel 125, eerste en tweede lid:
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Wet geluidhinder (Wg)
Artikel 1b, vierde lid, sub b:
4. In afwijking van artikel 1 wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan:
b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
Wet milieubeheer (Wmb)
Artikel 8.40, eerste lid:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld, die nodig zijn ter bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen die inrichtingen daarvoor kunnen veroorzaken. (…)
Activiteitenbesluit milieubeheer (Amb)
Artikel 2.17, eerste lid, sub a:
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaak door in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en -losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00–23:00 uur
23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
Artikel 2.18, tweede lid:
2. Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in artikel 2.17 (…), wordt voor muziekgeluid geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.

Algemene plaatselijke verordening Geertruidenberg 2021 (APV)

Artikel 1:1, sub c:
In de verordening wordt verstaan onder:
c. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 4:1, sub b:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
b. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
Artikel 4:2, eerste lid:
1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 (…) van het Besluit (…) gelden niet voor de volgende collectieve festiviteiten:
a. De zeven dagen waarop carnaval wordt gevierd;
b. Koningsnacht;
c. De twee dagen waarop de kermis plaatsvindt;
d. De twee dagen waarop de Veerse dag plaatsvindt;
e. De twee dagen waarop Rondje Den Berg plaatsvindt;
f. De twee dagen waarop de Dollemansdagen plaatsvindt; en
g. Oudejaarsavond- en nacht.

Voetnoten

1.40 dB(A).
2.Artikel 5:32, eerste lid, in samenhang met artikel 5:21, sub a, van de Awb.
3.Op grond van artikel 125, tweede lid, van de Gemeentewet (Gmw) in samenhang met hoofdstuk 4 van de Algemene plaatselijke verordening Geertruidenberg 2021 (Apv) in samenhang met artikel 8:40, eerste lid, van de Wet milieubeheer (Wmb).
4.Het artikel uit de APV bepaalt dat de geluidsnormen uit artikel 2:17 van het Activiteitenbesluit niet gelden bij een collectieve festiviteit.
5.AbRS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1758.
6.Bijvoorbeeld ABRS 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3819.
7.ABRS 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:797.
8.Zie ook Kamerstukken II 2003/2004, 29702, nr. 3, blz. 115.
9.ABRS 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3471.
10.CBB 7 mei 2019, ECLI:NL:CBB:2019:190.
11.ABRS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1405.