ECLI:NL:RBZWB:2023:4236
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met nabetaling Wajong-uitkering en vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 25 januari 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020 heeft opgelegd. De aanslag is gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.136, inclusief een nabetaling van een Wajong-uitkering van het UWV. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit is door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 4 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of de nabetaling van de Wajong-uitkering, die betrekking heeft op het jaar 2019 maar in 2020 is ontvangen, tot het belastbare inkomen in 2020 moet worden gerekend. De inspecteur stelt dat op basis van artikel 3.146 van de Wet inkomstenbelasting 2001 het inkomen moet worden gerekend in het jaar van ontvangst. De rechtbank komt tot de conclusie dat de inspecteur gelijk heeft en dat de nabetaling niet kan worden toegerekend aan het jaar 2019.
Daarnaast doet belanghebbende een beroep op het vertrouwensbeginsel, verwijzend naar een toezegging van een medewerker van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van een toezegging die de inspecteur bindt, en dat het UWV niet bevoegd was om dergelijke toezeggingen te doen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.