4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Feit 1: Verlengde invoer van 100 kilogram cocaïne in de periode 4 september 2018 tot en met 27 september 2018
4.3.2.1
Feiten
Op 1 mei 2018 sprak [medeverdachte 1] met de politieverkenner. Hij vertelde hem dat hij werk heeft gevonden bij een groente- en fruitoverslagbedrijf in Moerdijk.
Op 4 september 2018 vertelde [medeverdachte 1] aan de politieverkenner dat hij was benaderd door een organisatie om op zijn werk een pallet met bananen en 100 kilo cocaïne in een vrachtwagens van die organisatie te zetten. De lading kwam uit Colombia en was van een Hollandse jongen. Marokkanen moesten helpen bij het invoeren van de cocaïne. De organisatie had hiervoor in Vlissingen een corrupte douanier geregeld. De straatwaarde van de cocaïne zou rond de € 3.000.000,- liggen en [medeverdachte 1] zou € 150.000,- krijgen als hij mee zou werken. [medeverdachte 1] twijfelde op dat moment nog of hij hieraan mee zou werken.
Op 5 september 2018 vertelde [medeverdachte 1] dat hij nog niet heeft ingestemd om mee te werken met de organisatie. Hij heeft wel al een Hollander gevonden die hem wilde helpen bij de klus voor de organisatie.
Op 7 september 2018 liet [medeverdachte 1] aan de politieverkenner weten dat hij ja heeft gezegd tegen het plan van de organisatie.
Op 11 september 2018 vertelde [medeverdachte 1] dat hij nog twee personen heeft geregeld op zijn werk zodat de voorman niets door zou hebben. Hij heeft dan al € 5.000,- van de organisatie gekregen. Ook vertelde [medeverdachte 1] deze dag meer over de organisatie. De grote jongens binnen de organisatie waren Hollanders , maar de uitvoering werd gedaan door Marokkanen. Die Marokkanen waren bekenden van [medeverdachte 1] . Tijdens zijn gesprek met de politieverkenner ging [medeverdachte 1] even weg voor een ontmoeting met één van de Marokkanen.
Op 23 september 2018 zei [medeverdachte 1] tegen de politieverkenner dat hij heeft gesproken met een Marokkaanse jongen, een Turkse jongen en een chauffeur. De Marokkaanse jongen is de persoon met wie [medeverdachte 1] eerder ook een ontmoeting had. Dit is de zoon van de eigenaar van coffeeshop [naam 3] . Het gesprek had als doel het plan door te nemen met de chauffeur.
Op 27 september 2018 zei [medeverdachte 1] tegen de politieverkenner dat het gelukt is. Hij vroeg de politieverkenner of hij een geldtelmachine had. [medeverdachte 1] vertelde dat hij een PGP-telefoon heeft gekregen en dat hij op het laatste moment geïnformeerd is over het feit dat er een pallet klaar stond in de rijperij. Vervolgens is [medeverdachte 1] iets eerder naar zijn werk gegaan. Ondertussen is de voorman door de organisatie gevolgd. De voorman is uiteindelijk halverwege zijn reis naar het werk van de weg gereden door een Hollandse jongen. Dit was bewust een Hollandse jongen omdat dat toch vertrouwelijker is. Hierna is er een vrachtwagen bij het werk van [medeverdachte 1] gekomen. Samen met de Hollander heeft [medeverdachte 1] met de code de juiste pallet opgezocht. [medeverdachte 1] heeft zelf die pallet in de vrachtwagen gezet. De Hollander heeft zich twee uur later ziekgemeld. Voor deze bijdrage zou [medeverdachte 1] € 75.000,- krijgen. Tijdens zijn gesprek met de politieverkenner werd verdachte gebeld door zijn broer die hem meedeelde dat hij het geld van de cocaïne op kon halen. De politieverkenner zag [medeverdachte 1] vervolgens wegrijden met zijn broer.
De politie heeft naar aanleiding van deze verklaring onderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat er op 27 september 2018 omstreeks 04.34 uur een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen voertuigen die werden bestuurd door [medeverdachte 2] en [naam 4] . [naam 4] was op dat tijdstip onderweg naar zijn werk als voorman bij [bedrijf 1] in Moerdijk. Opmerkelijk is hierbij dat uit de telefoon van [medeverdachte 3] , de bijrijder van [medeverdachte 2] , bleek dat hij 28 minuten na de aanrijding -om 04.52 uur- een icoontje van een opgestoken duim heeft verstuurd aan het contact onder de [naam 5] . Uit onderzoek van de politie blijkt dat deze [naam 5] in werkelijkheid [naam 6] heet. Hij is een zoon van de eigenaar van coffeeshop [naam 3] .
Uit de lijst met werktijden blijkt dat [medeverdachte 1] op 27 september 2018 om 04.48 uur bij [bedrijf 1] aanwezig was. Verdachte was die dag van 04.25 uur tot 08.37 uur aanwezig.
Uit de navigatie van de vrachtwagen met het [kenteken] blijkt dat deze vrachtwagen om 04.48 uur op de parkeerplaats bij hotel-restaurant De Gouden Leeuw in Zevenbergschen hoek stond. Hierna is het voertuig gaan rijden om uiteindelijk om 05.07 uur te stoppen ter hoogte van het laaddok van [bedrijf 1] . Ook om 05.15 uur bevond de vrachtwagen zich nog altijd bij [bedrijf 1] . Hierna reed de vrachtwagen naar de [straatnaam] in Den Haag. Deze vrachtwagen werd op dit tijdstip gehuurd door [medeverdachte 4] .
Op 28 september 2018 liet [medeverdachte 1] aan de politieverkenner weten dat het is gelukt en dat hij een boodschappentas vol geld heeft gekregen. [medeverdachte 1] vroeg hierop nogmaals om een geldtelmachine.
Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] heeft geholpen om een pallet vooraan in een koelcel te zetten. Een dag later heeft hij het pallet op verzoek van [medeverdachte 1] vooraan gezet bij het gereedzetten voor distributie. De pallet is opgehaald door een vrachtwagen. Verdachte verklaart dat hij samen met [medeverdachte 1] de pallet in de vrachtwagen heeft gezet. Een paar dagen laten heeft [medeverdachte 1] hem hiervoor geld gegeven. [medeverdachte 1] zei dat hij € 50.000,- had gegeven maar dit bleek € 30.000,- te zijn in briefjes van € 50,- en € 20,-.
4.3.2.1.2
Beoordeling verlengde invoer 100 kilogram cocaïne
Uit de tekst van artikel 1, vierde lid juncto artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken. Dit betekent dat onder de verlengde invoer ook kan worden verstaan het vervoeren van de lading vanuit de haven naar, in dit geval, [bedrijf 1] en vanuit [bedrijf 1] naar de plaats waar de verdovende middelen uiteindelijk zouden worden uitgehaald ter verdere verspreiding ervan, te weten de loods aan de [straatnaam] in Den Haag.
[medeverdachte 1] heeft uitgebreid over de plannen verteld en ook gerapporteerd dat de plannen waren geslaagd. Deze verklaringen tegenover de politieverkenner zijn gedetailleerd en zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als grootspraak. De verklaring wordt namelijk ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen bij [bedrijf 1] die door verdachte en [medeverdachte 1] zijn verricht vallen onder verlengde invoer. De pallet met cocaïne is volgens [medeverdachte 1] vanuit Colombia naar Nederland gekomen en naar [bedrijf 1] gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] een pallet met een specifiek nummer op moest zoeken en dat die pallet in de vrachtwagen is geplaatst. Al deze handelingen waren erop gericht om het verdere vervoer van de cocaïne van [bedrijf 1] naar de door de organisatie aangewezen bestemming mogelijk te maken. Deze vrachtwagen is met de cocaïne is uiteindelijk naar de [straatnaam] in Den Haag gereden. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien blijkt dat er sprake is van verlengde invoer van cocaïne.
Dat er in deze zaak geen drugs is aangetroffen, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank is van oordeel dat onderhavig feit in samenhang moet worden bekeken met de overige zaken in het dossier. De werkwijze op 27 september 2018 is nagenoeg identiek aan de werkwijze die is gehanteerd bij feit 2. Ook bij dat feit hebben [medeverdachte 1] en verdachte binnen [bedrijf 1] handelingen verricht om een specifieke pallet op het juiste tijdstip in de juiste vrachtwagen te zetten. De rechtbank zal bij de bespreking van feit 2 hier nader op ingaan. Zij merkt hier al wel op dat het opvallend is dat bij feit 2 dezelfde vrachtwagen is gebruikt als op 27 september 2018 en dat de vrachtwagen ook is gereden naar de bestemming aan de [straatnaam] in Den Haag. De chauffeur van dit transport bleek [medeverdachte 4] te zijn. Dit is degene die ook op 27 september 2018 diezelfde vrachtwagen had gehuurd. Het transport als genoemd onder feit 2 is wel onderschept en het materiaal dat is aangetroffen bleek inderdaad cocaïne te zijn. Deze hele werkwijze ondersteunt dan ook de verklaring van [medeverdachte 1] dat er 100 kilogram cocaïne ingevoerd moest worden.
Dat er daadwerkelijk 100 kilogram cocaïne in de pallet verstopt was, leidt de rechtbank ook af uit het feit dat [medeverdachte 1] voor dit transport naar eigen zeggen in totaal € 80.000,- heeft ontvangen. Een dergelijke vergoeding past naar het oordeel van de rechtbank niet bij een test transport zonder cocaïne of met een geringe hoeveelheid cocaïne. Dit zou de organisatie een onnodige kostenpost opleveren die niet past bij het uitgangspunt dat dergelijke organisaties zoveel mogelijk geld willen verdienen.. De rechtbank is van oordeel dat alles in samenhang bezien ervan uitgegaan kan worden dat er 100 kilogram cocaïne ingevoerd is.
4.3.2.1.3
Wetenschap dat het om cocaïne ging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet wist dat er cocaïne tussen de bananen verstopt zat. Ter zitting heeft verdachte meegedeeld dat hij wel wist dat het om iets illegaals ging maar dat het even goed wapens, diamanten of glasaaltjes hadden kunnen zijn. Desgevraagd heeft hij ook toegegeven dat hij [medeverdachte 1] niet heeft gevraagd wat er tussen de bananen verstopt zat.
De rechtbank stelt vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat bananen een deklading kunnen vormen voor de invoer van cocaïne. Er zijn immers met enige regelmaat nieuwsberichten waaruit blijkt dat er bij fruitoverslagbedrijven of elders cocaïne tussen de bananen is aangetroffen. Daarnaast is het algemeen bekend dat er in de wereld van de cocaïnehandel heel veel geld omgaat.
De bananen waren afkomstig uit Colombia, een land waarvan bekend is dat er veel cocaïne wordt geproduceerd en verhandeld. Colombia is minder bekend als handelsland voor wapens en diamanten, laat staan glasaaltjes. Juist binnen de bedrijfstak waarin verdachte werkt, is de kans geconfronteerd te worden met cocaïne groter dan in andere branches. Dat er sprake was van verboden handel blijkt uit het feit dat er slechts 1 pallet in een vrachtwagen moest worden geplaatst. Dit week af van de reguliere transporten bij [bedrijf 1] en vond bovendien voor de reguliere werktijd plaats. Ook verdachte ging ervan uit dat het om iets illegaals ging. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat hij € 30.000,- heeft gekregen voor zijn bijdrage. Dit komt overeen met de enorme bedragen die omgaan in de wereld van de cocaïne. Door niet te vragen of te kijken wat er tussen de bananen verstopt zat, heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij mee zou werken aan het doorvoeren van cocaïne. Gelet op alle factoren in onderlinge samenhang bezien is er naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van voorwaardelijk opzet op de verlengde invoer van de cocaïne.
4.3.2.1.4
Beoordeling medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
[medeverdachte 1] heeft naar het oordeel van de rechtbank een substantiële rol in het doorvoeren van de cocaïne. Hij heeft contacten met de organisatie achter de invoer van de cocaïne. Hij krijgt van hen de informatie die nodig is om binnen [bedrijf 1] ervoor te zorgen dat de pallet met cocaïne op het juiste moment aan de juiste chauffeur meegegeven kan worden. [medeverdachte 1] is hiervoor juist geworven omdat hij werkzaam was bij [bedrijf 1] en daardoor een onmisbare schakel vormt, nu dit voor de organisatie de enige mogelijkheid is om controle op de pallet te behouden. [medeverdachte 1] heeft hierbij op zijn beurt de hulp ingeschakeld van verdachte om ongezien te kunnen werken binnen [bedrijf 1] . Hij durfde het niet alleen. De organisatie heeft [medeverdachte 1] en verdachte hierin verder gefaciliteerd door te zorgen dat de voorman die een risico vormde voor het transport werd uitgeschakeld. [medeverdachte 1] en verdachte hebben op 27 september 2018 samen de pallet gezocht en in de juiste vrachtwagen geplaatst. Uit dit alles blijkt dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] en via [medeverdachte 1] ook met de onbekende personen in de organisatie. Zijn materiële bijdrage aan het strafbare feit was essentieel voor de verdere verplaatsing van de cocaïne en daarmee zeker van voldoende gewicht. Gelet op voornoemde overweging is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
4.3.2.1.5
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van 100 kilogram cocaïne op 27 september 2018.
4.3.2.2
Feit 2: Verlengde invoer van 400 kilo cocaïne in de periode 4 september 2018 tot en met 10 / 11 oktober 2018
4.3.2.2
Feiten
Op 10 oktober 2018 werd de politie ingeschakeld en kwam zij ter plaatse bij het [bedrijf 2] in Ritthem. Daar is bij een kwaliteitscontrole een pallet met bananendozen veiliggesteld, waarin 400 pakketten lagen opgeslagen. De pakketten zijn gewogen en (zowel indicatief als definitief) positief getest op cocaïne. Het ging om 400 kilogram. De pallet was voorzien van coderingssticker [cijfferreeks 1] . De cocaïne is in beslag genomen en vernietigd.
Op 10 oktober 2018 is de politie ook ter plaatse gekomen bij [bedrijf 1] in Moerdijk. Bij dit bedrijf is eveneens een pallet met dozen bananen aangetroffen, waarin 400 pakketten zijn verstopt. De pakketten zijn indicatief getest door de politie en definitief getest door het douanelaboratorium. Hieruit is naar voren gekomen dat het om cocaïne ging. Het ging wederom om 400 kilogram. De pallet was voorzien van coderingssticker [cijfferreeks 2] . De politie heeft de cocaïne in beslag genomen en vernietigd. Een kleine hoeveelheid cocaïne, te weten 4,2 gram, is in een gripzakje terug gestopt en gecontroleerd doorgelaten. De pallet was tevens voorzien van een baken om de bewegingen van de pallet te kunnen opvolgen.
Op 11 oktober 2018 heeft een observatieteam waargenomen dat verdachte en [medeverdachte 1] tussen 04.00 uur en 05.00 uur bij [bedrijf 1] werkzaam waren. De pallet met coderingssticker [cijfferreeks 2] werd die dag in een vrachtwagen geladen en naar een loods in Den Haag gebracht. De politie is de loods in Den Haag binnengegaan en hield daar een aantal verdachten aan. De loods in Den Haag was niet voor de opslag van fruit ingericht. In het pand bevonden zich echter wel twee pallets met bananen die niet rijp waren en lege bananendozen. Deze producten vielen niet te rijmen met het feit dat de bedrijfsactiviteit van dit pand een bakkerij zou zijn.
[medeverdachte 5] is één van de aangehouden personen in de loods in Den Haag. Bij doorzoeking van zijn woning werden groene en gele stickers aangetroffen in diens schuurtje. De stickers waren voorzien van de [titel]
”. De twee rollen met stickers lagen bij de plafondverlichting verstopt, waarbij het de bedoeling lijkt te zijn geweest om de stickers aan het zicht te onttrekken. Uit politieonderzoek komt naar voren dat deze stickers niet in Nederland worden aangebracht op de pallets, maar in het buitenland. De bestickering vindt plaats voordat de verscheping is aangevangen. In de computer van [medeverdachte 5] werden fotobestanden aangetroffen. Op de afbeeldingen stonden coderingstickers (waaronder code [cijfferreeks 1] en code [cijfferreeks 2] ), pallets met bananendozen, pakketten cocaïne geseald in plastic folie en pakketten cocaïne verstopt tussen de bananen.
De coderingsstickers op de in Ritthem en bij [bedrijf 1] aangetroffen pallets met cocaïne lijken bij nadere bestudering vals te zijn. De stickers bevatten afwijkende beschadigingen, nu de kleur zwart op delen van de print ontbreekt, waardoor ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de stickers uniek zijn. De afbeeldingen op de computer van [medeverdachte 5] met de coderingen [cijfferreeks 2] en [cijfferreeks 1] vertoonden dezelfde afwijkende beschadigingen als de stickers op aangetroffen pallets met cocaïne.
De pallets met code [cijfferreeks 1] en [cijfferreeks 2] zijn qua nummering opvolgend en komen van dezelfde plantage in Colombia. De pallets zijn op hetzelfde schip ( [naam 7] ) naar de haven van Vlissingen gebracht. De lading bananen van beide pallets zou in het bedrijf [bedrijf 1] gerijpt worden. Verder is van de twee ladingen gebleken dat het soort dozen, het opschrift van de dozen, de aangebrachte stickers en de kleur van de omsnoeringsbanden overeenkomsten vertonen. Ook vertonen de diepdrukstempels op de pakketten (deels) overeenkomsten.
Uit onderzoek bij [bedrijf 1] volgt dat er kennelijk al een pallet klaarstond met de code [cijfferreeks 1] , de politie denkt om te worden omgewisseld met de al in Vlissingen onderschepte pallet. De pallet met dit nummer kwam niet voor in de administratieve systemen van [bedrijf 1] en de sticker kwam niet overeen met de originele sticker.
De politie heeft een aantal tapgesprekken opgenomen. Op 9 oktober 2018 hadverdachte met [medeverdachte 1] een gesprek waarin [medeverdachte 1] zegt:
“Dus uh morgen hebben we die dinge en overmorgen checken we het.”Verdachte stemde daarmee in. Wanneer de geschiedenis van de telefoon van verdachte is geanalyseerd, blijkt dat hij die dag op internet een zoekslag heeft verricht. Daarbij zijn de zoektermen ‘Vlissingen’, ‘drugs’, ‘bananen’ en ‘cocaïne’ gebruikt. Een dag later stuurde [medeverdachte 1] per sms naar verdachte de cijfercombinatie
“ [cijfferreeks 2] ”. Op 11 oktober 2018 heeft verdachte een gesprek met een zekere [naam 8] , waarin hij heeft opgemerkt dat zij er één binnen hebben kunnen zetten maar de andere onderschept is in Vlissingen. Hierdoor zal hij 35 ontvangen in plaats van 70. Op 12 oktober 2018 vroeg verdachte aan [medeverdachte 1] wat de stand van zaken is. Verdachte kreeg als reactie dat hij het één en ander moet afwachten.
[medeverdachte 1] heeft gesprekken gevoerd met zijn vrouw en de politieverkenner. Daarin heeft hij in eerste instantie ook gezegd dat ‘ de Hollander ’ 70 krijgt
(de rechtbank begrijpt dat met ‘ de Hollander ’ verdachte wordt bedoeld).Dit bedrag was bedoeld voor twee pallets die dan nog klaar staan, aldus [medeverdachte 1] . De Hollander deed namelijk goed mee en zonder hem had [medeverdachte 1] het niet gedurfd om de pallet te wisselen. Ook heeft [medeverdachte 1] in het gesprek met de politieverkenner van 27 september 2018 op de vraag of hij er nu mee stopte, gezegd dat er nog twee pallets klaarstaan. Verder zei [medeverdachte 1] : De Hollander heeft gezegd dat het eenmalig was maar later zei hij: “wanneer gaan we weer?”. In de dagen na 11 oktober 2018 heeft [medeverdachte 1] in verschillende tapgesprekken aangegeven dat er acht barki, 800, 800 kilogram of 800 stuks zijn onderschept. Het zou daarbij gaan om vier barki of 400 per stuk
(de rechtbank begrijpt dat met de term barki, het getal 100 wordt bedoeld).De politieverkenner vernam later van [medeverdachte 1] dat de Hollander daarom de helft zou krijgen, dit is € 35.000,-.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 maart 2023 verklaard dat op 11 oktober 2018 de pallet met code [cijfferreeks 2] in de voorraad van [bedrijf 1] heeft gestaan. Hij is die dag, samen met [medeverdachte 1] , op zoek gegaan naar die bewuste pallet. De pallet is daarna verplaatst. [medeverdachte 1] heeft de pallet die dag in de vrachtwagen gezet, terwijl verdachte op de uitkijk heeft gestaan. In zijn schriftelijke verklaring heeft verdachte aangegeven dat hem daarvoor € 35.000,- in het vooruitzicht is gesteld.
4.3.2.2.2
Beoordeling feit 2 primair – medeplegen
Feit 2 heeft alleen betrekking op de pallet met coderingssticker [cijfferreeks 2] die is onderschept bij [bedrijf 1] . De rechtbank dient te beoordelen of de hiervoor beschreven handelingen van verdachte ten aanzien van deze pallet kunnen worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank is, met de verdediging, van
oordeel dat de intellectuele of materiële bijdrage van verdachte aan de uitvoering van het
delict, te weten het op de uitkijk staan, niet van zodanig gewicht is dat er sprake is van
medeplegen. Het onder feit 2 primair ten laste gelegde kan dus niet wettig en overtuigend worden bewezenverklaard, waardoor vrijspraak volgt voor dit feit.
Het verweer van de verdediging slaagt in zoverre.
4.3.2.2.3
Beoordeling feit 2 subsidiair - medeplichtigheid
Voor de strafbaarstelling van medeplichtigheid gelden drie voorwaarden. De rechtbank zal moeten vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op zijn eigen bijdrage en op het misdrijf dat wordt ondersteund. In dit kader is voorwaardelijk opzet voldoende. Ten tweede moet er daadwerkelijk hulp zijn verleend door het handelen, hetzij voorafgaand aan hetzij tijdens het plegen van het misdrijf. Tenslotte moet het misdrijf zelf, of de strafbare voorbereiding daarvan, uiteindelijk gevolgd zijn.
Het opzet moet gericht zijn op alle bestanddelen van het misdrijf in kwestie. Het opzet op de precieze wijze van uitvoering van het misdrijf is echter geen vereiste. Evenmin behoeft verdachte het object te kennen van het misdrijf dat hij beoogt te bevorderen.
4.3.2.2.3.1
Opzet op het gronddelict
De verdediging heeft ook ten aanzien van dit feit aangevoerd dat verdachte niet wist dat het ging om cocaïne en dat hij evenmin wist waar de pallet naartoe zou worden gebracht.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 geoordeeld dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het doorvoeren van cocaïne gezien de afwijkende gang van zaken met betrekking tot de pallet bij [bedrijf 1] , het grote geldbedrag dat verdachte heeft ontvangen voor zijn bijdrage en vanwege het nalaten onderzoek te verrichten aan de inhoud van de pallet. Dit oordeel is van overeenkomstige toepassing op het onderhavige feit, nu het ook hier ging om één pallet vóór aanvang van de reguliere werkzaamheden, verdachte wederom een groot geldbedrag in het vooruitzicht is gesteld en hij zich ook nu niet heeft vergewist van de inhoud van de pallet.
Verdachte is betrokken bij een eerder drugstransport op 27 september 2018 (feit 1). [medeverdachte 1] heeft tegenover de politieverkenner uit de doeken gedaan hoe dit transport verlopen is. Na afloop van dit delict heeft verdachte aan [medeverdachte 1] de vraag voorgelegd:
“Wanneer gaan we weer?”Volgens de rechtbank wordt een dergelijke uitlating niet door iemand gedaan die nergens van op de hoogte is, maar juist door iemand die geïnteresseerd is om nogmaals tot uitvoering van een soortgelijk strafbaar feit over te gaan.
De rechtbank betrekt daarbij de omstandigheid dat, hoewel de verdovende middelen pas in Moerdijk zijn ontdekt op 10 oktober 2018, de pallet met 400 kilogram cocaïne al op 8 oktober 2018 in de haven van Vlissingen gelost is. Uit telecomonderzoek blijkt dat verdachte op 9 oktober 2018 een zoekslag op internet heeft verricht waarbij als zoekfunctie de trefwoorden ‘Vlissingen’, ‘drugs’, ‘bananen’ en ‘cocaïne’ zijn gebruikt. Verdachte heeft kennelijk willen onderzoeken of deze informatie over de drugssmokkel openbaar geworden is. Van een andere uitleg, die voormelde zoekslag in een ander daglicht plaatst, is niet gebleken. De rechtbank is, met het openbaar ministerie, van oordeel dat het onaannemelijk is dat iemand anders dan verdachte deze zoekslag heeft verricht. Nog daargelaten het feit dat niet is gebleken dat derden over de telefoon van verdachte hebben beschikt, heeft verdachte met zijn enkele ontkenning geen onderbouwing hiervoor gegeven. Uit het proces-verbaal van bevindingen over (het gebruik van) de telefoon van verdachte en bijgevoegd Extraction rapport blijkt evenmin dat de telefoon door andere (onbekend gebleven) betrokkenen is gebruikt.
Voorts heeft [medeverdachte 1] op 9 oktober 2018 verdachte bericht dat hun lading morgen (10 oktober 2018) arriveert en zij die lading overmorgen (11 oktober 2018) gaan controleren. Uitgerekend het palletnummer waarin de 400 kilogram cocaïne is verstopt, is aan verdachte doorgezonden. Er wordt meermalen door [medeverdachte 1] gesproken over de getallen 400 en 800, hetgeen exact overeenkomt met de hoeveelheden drugs die zijn onderschept. Het tapgesprek van 11 oktober 2018 is veelzeggend. Daarin heeft verdachte zelf aangegeven dat er één is binnengezet, terwijl de andere onderschept is in Vlissingen. Hieruit blijkt dat verdachte op de hoogte is van de lading die in Ritthem is aangetroffen, maar nog niet weet (en ook niet heeft kunnen weten) dat in Moerdijk eveneens 400 kilogram cocaïne is onderschept. Hij gaat er vanuit dat laatstgenoemde lading veilig verder is getransporteerd. Verdachte heeft ook aangegeven dat hij hierdoor 35 zal ontvangen in plaats van 70, nu hij in de veronderstelling heeft verkeerd dat de doorvoer van één pallet wel geslaagd is maar de andere pallet niet. In latere tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] ervan doordrongen raakt dat beide ladingen met cocaïne zijn ontdekt. Op 12 oktober 2018 lijkt verdachte ook ongeduldig te worden, nu hij meermalen bij [medeverdachte 1] heeft geïnformeerd of hij al vernomen heeft wat de stand van zaken is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij mee zou werken aan het doorvoeren van cocaïne.
De gedragingen van verdachte en [medeverdachte 1] waren erop gericht om het verdere vervoer van de cocaïne van [bedrijf 1] naar de door de organisatie aangewezen bestemming mogelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en gezien hetgeen de rechtbank daarover bij feit 1 heeft overwogen, blijkt dat er sprake is van verlengde invoer van cocaïne en dat het opzet van verdachte daarop is gericht. Dat verdachte niet op de hoogte was van de locatie in Den Haag maakt dit niet anders.
4.3.2.2.4
Hoeveelheid cocaïne
Omdat de cocaïne (met uitzondering van een klein gedeelte ervan) al na de controle bij [bedrijf 1] in Moerdijk is weggehaald, kan de verlengde invoer van de volledige 400 kilogram niet bewezen worden verklaard.Hoewel de opzet gericht was op de volledige 400 kilogram, dient er rekening mee te worden gehouden dat de gedragingen van verdachte die vallen onder dit tenlastegelegde feit uitsluitend betrekking hadden op de pallet met de geringe hoeveelheid van de cocaïne die is achtergebleven (het teruggeplaatste gripzakje). Het gaat bij dit feit immers alleen om de uitvoering van het delict en niet om de voorbereiding van het delict. Dat laatste is tenlastegelegd onder feit 3. Over de gevolgen die dit behoort te hebben voor de strafmaat, komt de rechtbank hierna terug bij het bepalen van de strafoplegging.
In het dossier worden verschillende hoeveelheden genoemd van de cocaïne die is teruggeplaatst. De rechtbank is van oordeel dat de juiste netto hoeveelheid 4,2 gram betreft. Voor de bewezenverklaring gaat de rechtbank dan ook uit van 4,2 gram cocaïne.
4.3.2.2.4.1
De bijdrage van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn eigen rol verder toegelicht. Het aandeel van verdachte is erin gelegen dat hij samen met [medeverdachte 1] op zoek gegaan is naar de pallet met cocaïne in de voorraad van [bedrijf 1] . De pallet is daarna verplaatst en klaargezet voor transport. [medeverdachte 1]
heeft de pallet de vrachtwagen ingeladen en verdachte heeft op de uitkijk gestaan.
4.3.2.2.4.2
Conclusie
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dat verdachte met zijn handelingen een weloverwogen bijdrage heeft geleverd aan het gronddelict, dat ook daadwerkelijk is gevolgd. Door op de uitkijk te staan is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij het veiligstellen van de pallet met cocaïne en daarmee tevens bij de verlengde invoer ervan. Het dubbel opzet kan daarmee aangenomen. Er is dan ook sprake van medeplichtigheid. De rechtbank acht feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van de verdediging op dit onderdeel wordt verworpen.
4.3.2.3
Feit 3: Voorbereiding van de invoer van twee keer 400 kilogram cocaïne in de periode 4 september 2018 tot en met 10 / 11 oktober 2018
4.3.2.3
Toetsingskader
Artikel 10a van de Opiumwet bevat een bepaling waarin is omschreven welke handelingen kunnen worden aangemerkt als strafbare voorbereidingshandelingen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit artikel is geïntroduceerd omdat voorheen pas in een betrekkelijk laat stadium kon worden ingegrepen. Dit kon pas na de voltooiing van een delict of een strafbare poging om een delict te plegen. Dit stelde justitie regelmatig voor bewijsproblemen. Om die reden is ook het opzettelijk voorbereiden en het bevorderen van:
- het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en
- het vervaardigen en
- het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen
van kortgezegd harddrugs strafbaar gesteld. De termen voorbereiden en bevorderen impliceren dat deze handelingen plaatsvinden voorafgaand aan het daadwerkelijke uitvoeren van voornoemde handelingen.
4.3.2.3.2
Opzet verdachte 400 kilogram cocaïne pallet [cijfferreeks 2]
Bij beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen zoals wordt bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet gaat de rechtbank uit van de feiten die zijn opgenomen in overweging 4.3.2.2.1. Met de bewezenverklaring van feit 2 is het opzet op de verlengde invoer van cocaïne in coderingsnummer [cijfferreeks 2] gegeven. Het opzet van verdachte was naar het oordeel van de rechtbank gericht op de volledige hoeveelheid van 400 kilogram cocaïne. Dit past ook bij het geldbedrag dat hem in het vooruitzicht is gesteld..
4.3.2.3.3
Betrokkenheid en opzet verdachte 400 kilogram cocaïne pallet [cijfferreeks 1]
Ook hier gaat de rechtbank uit van de feiten die zijn opgenomen in overweging 4.3.2.2.1. Naast de reeds besproken lading met [cijfferreeks 2] is er op 10 oktober 2018 nog eens 400 kilogram cocaïne aangetroffen in pallet [cijfferreeks 1] in Ritthem.
De rechtbank is van oordeel dat de transporten van de pallets met nummers [cijfferreeks 1] en [cijfferreeks 2] bij elkaar hoorden. Dit volgt niet alleen uit de tapgesprekken, maar volgt ook uit de objectieve overeenkomsten voor wat betreft de herkomst, de bestemming ( [bedrijf 1] ), de wijze van verpakken en de stempels, en ook zijn de nummers opvolgend. Daarnaast was in beide gevallen sprake van valse stickers en zijn er afbeeldingen van die stickers aangetroffen op de computer van [medeverdachte 5] , een van de personen die zijn aangetroffen in de loods aan de [straatnaam] in Den Haag waar de pallet met [cijfferreeks 2] naartoe is gegaan. Uit het feit dat bij [bedrijf 1] kennelijk al een pallet klaarstond met [cijfferreeks 1] leidt de rechtbank af dat deze diende ter vervanging van de verwachte pallet (met cocaïne) met dat nummer. Nu de pallet in Ritthem is onderschept, is het zover echter niet gekomen.
Gelet op hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen ten aanzien van de (verlengde) invoer is zij van oordeel dat ten aanzien van deze lading gesproken kan worden van invoer.
Uit de tapgesprekken volgt dat verdachte van beide ladingen op de hoogte was. Ook volgt hieruit dat het de bedoeling was dat verdachte ook met betrekking tot de pallet met [cijfferreeks 1] handelingen zou gaan verrichten. Dit leidt de rechtbank af uit het tapgesprek van 11 oktober 2018 waarin verdachte zelf heeft aangegeven dat er één is binnengezet, terwijl de andere onderschept is in Vlissingen. Verdachte heeft in dat gesprek ook aangegeven dat hij hierdoor 35 zal ontvangen in plaats van 70, nu hij in de veronderstelling heeft verkeerd dat de doorvoer van één pallet wel geslaagd is maar de andere pallet niet
De rechtbank komt op basis van voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang beschouwd, tot de conclusie dat verdachte ook betrokken is geweest bij en opzet heeft gehad op de verlengde invoer van het transport van 400 kilogram cocaïne die in de pallet met coderingssticker [cijfferreeks 1] opgeslagen heeft gelegen.
4.3.2.3.4
Medeplegen
De vraag is vervolgens waaruit de betrokkenheid heeft bestaan in het voorbereidend stadium van de verlengde invoer en of deze als medeplegen kan worden gekwalificeerd. De rechtbank verwijst naar het toetsingskader voor het medeplegen, zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.3.2.1.4 is uiteengezet.
De rol van verdachte, bij de uitvoering van de verlengde invoer van cocaïne in de pallet met [cijfferreeks 2] is als medeplichtigheid gekwalificeerd. De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte, bij de voorbereiding hiervan, anders moet worden beoordeeld.
Verdachte is op voorhand een hoog geldbedrag in het vooruitzicht gesteld door [medeverdachte 1] voor een relatief eenvoudige klus. Verdachte moest alleen ondersteunend optreden bij het samengevat- opzoeken, verwisselen en klaarzetten van een pallet met bananen waarin cocaïne zat. [medeverdachte 1] en verdachte hebben vooraf met elkaar telefonisch besproken of alles in orde is, hetgeen verdachte bevestigd heeft. Volgens de rechtbank wordt verdachte in dit telefoongesprek in een soort staat van paraatheid gebracht. Er wordt namelijk vervolgens een voorbereidende strategie doorgenomen door aan te geven wanneer de pallets bij [bedrijf 1] zullen arriveren en wanneer de coderingsstickers gecontroleerd kunnen worden. Verdachte is voorafgaand aan de uitvoering in het bezit gekomen van cruciale informatie door de coderingssticker van één pallet per sms te ontvangen. Deze voorkennis is van groot belang om het delict te plegen. Verdachte is daarna op een eerder tijdstip dan gebruikelijk naar zijn werk afgereisd. Voorts heeft hij een belangrijke sleutelrol gespeeld bij het traceren en verzetten van de pallet in het laaddok, nog voordat het transport wordt uitgevoerd. Door het handelen van verdachte wordt verzekerd dat de latere doorvoer kan plaatsvinden. [medeverdachte 1] heeft tegenover de politieverkenner het belang van verdachte in de voorbereiding onderschreven. Immers, de wijze waarop verdachte invulling heeft gegeven aan zijn rol is door [medeverdachte 1] omschreven als iemand zonder wie hij het niet zou hebben gedurfd. Verdachte heeft goed met hem meegedaan, aldus [medeverdachte 1] .
Dit geheel van gedragingen duidt op een goed afgestemde taakverdeling in de voorbereidende fase. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd op de belangrijke momenten voorafgaand aan het feit. Hij is op voorhand op de hoogte van essentiële informatie en heeft een belangrijke rol vervuld in de voorbereiding zelf. De materiële en intellectuele bijdrage van verdachte is in dit stadium van zodanig gewicht, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking die als medeplegen kan worden beschouwd.
Hetzelfde kan worden gezegd over de pallet met [cijfferreeks 1] . Uit het tapgesprek tussen verdachte en [naam 8] en de verklaring van verdachte ter zitting leidt de rechtbank af dat daarmee hetzelfde moest gebeuren, althans dat verdachte daarbij ook een rol zou gaan spelen. Hiertoe heeft hij ook gesprekken met [medeverdachte 1] gevoerd. De rechtbank gaat er vanuit dat daarin dan ook afspraken zijn gemaakt met betrekking tot die pallet. Ook hier is sprake van medeplegen met betrekking tot de voorbereiding.
4.3.2.3.5
Conclusie
De bijdrage van verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, is gelegen in het contact onderhouden, het uitwisselen van informatie, het maken van afspraken, het voorzien van de pallets van valse stickers zodat een deklading is gecreëerd, het in de voorraad opzoeken van één specifieke pallet, alsook die pallet in de vrachtwagen laden. De rechtbank vat deze bijdrage op als het trachten te verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen. Dit is bestemd geweest tot het plegen van een feit, zoals wordt bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet. De verlengde invoer van in totaal 800 kilogram cocaïne is door de gedragingen van verdachte in zoverre voorbereid en bevorderd. Het onder feit 3 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Voor zover dit feit ziet op de 4,2 gram cocaïne waarvan de rechtbank de medeplichtigheid aan de verlengde invoer bewezen heeft geacht geldt dat dit feit daarmee in eendaadse samenloop is gepleegd.
Het verweer van de verdediging op dit onderdeel slaagt niet.
4.3.2.4
Feit 4: Witwassen van € 85.000,- dan wel € 30.000,-
4.3.2.4
Feiten
De rechtbank verwijst naast de feiten met betrekking tot de invoer van cocaïne die reeds zijn opgenomen bij feiten 1 tot en met 3. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 1] op 4 september 2018 een opdracht heeft aangenomen om cocaïne in te voeren via [bedrijf 1] . Al op 5 september 2018 vertelde hij de politieverkenner dat hij een Hollander heeft gevonden die hem wilde helpen. Op 27 september 2018 meldde [medeverdachte 1] aan de politieverkenner dat het gelukt was. Hij zou de Hollander € 50.000,- betalen. Op 17 oktober 2018 sprak [medeverdachte 1] weer met de verbalisant (inwinner) over het invoeren van een nieuwe hoeveelheid cocaïne. Hiervoor zou hij de Hollander € 35.000,- betalen. Op 2 juli 2019 om 07.35 uur is verdachte aangehouden. Ter zitting heeft hij bekend dat hij € 30.000,- heeft ontvangen voor zijn medewerking van [medeverdachte 1] . Van dit bedrag heeft hij € 20.000,- aan een bekende gegeven en € 10.000,- in een afvalcontainer gegooid.
4.3.2.4.2
Beoordeling
Uit de tenlastelegging blijkt dat aan verdachte het witwassen dan wel het eenvoudig witwassen wordt verweten. Van witwassen is kort gezegd sprake wanneer iemand geld of goederen uit criminele feiten voorhanden heeft of bijvoorbeeld heeft uitgegeven of verstopt. Hierbij hoeft niet duidelijk te zijn met welk strafbaar feit dat geld of die goederen zijn verdiend. Voor de beoordeling van de zaken zonder bekend gronddelict heeft het Gerechtshof Amsterdam in de uitspraak met kenmerk ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481 een toetsingskader gegeven met daarin zes stappen. Bij eenvoudig witwassen is het feit wel bekend, omdat degene die het geld of de goederen witwast het feit zelf heeft gepleegd. Gelet op bovengenoemd onderscheid zal de rechtbank allereerst beoordelen of er sprake is van een bekend gronddelict. Op grond van de feiten en bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1 tot en met 3 is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bekend gronddelict. De rechtbank acht het immers het medeplegen van, medeplichtigheid aan en de voorbereiding van de verlengde invoer van cocaïne door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Nu het gronddelict bekend is, komt de rechtbank niet toe aan het toetsingskader zoals geschetst door het Gerechtshof Amsterdam.
De rechtbank stelt vast op basis van de bewijsmiddelen en de eigen verklaring van verdachte vast dat verdachte de Hollander is over wie [medeverdachte 1] spreekt tegen de politieverkenner. Uit deze gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] in totaal € 85.000,- aan verdachte zou betalen voor zijn hulp bij het invoeren van cocaïne via [bedrijf 1] . Verdachte heeft echter consequent verklaard dat hij € 30.000,- van verdachte heeft ontvangen. Hij betwist met klem de overige € 55.000,- ook daadwerkelijk te hebben ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat het wit te wassen bedrag een belangrijk element van de tenlastelegging betreft. Naar het oordeel van de rechtbank moet voor de bewezenverklaring van dit element sprake zijn van twee bewijsmiddelen die het volledige bedrag bewijzen. Hoewel de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] tegen de politieverkenner betrouwbaar acht, leveren deze verklaringen slechts één bewijsmiddel voor het bedrag van € 85.000,- dan wel € 50.000,- op. Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van deze bedragen. Daar komt bij dat uit de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en de politieverkenner niet zonder meer volgt dat de door [medeverdachte 1] genoemde bedragen ook daadwerkelijk zijn betaald. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan het witwassen van een bedrag van
€ 30.000,- wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de bewezenverklaring van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte de € 30.000,- heeft verdiend met het medeplegen van de verlengde invoer van 100 kilogram cocaïne. Het geldbedrag is daarmee afkomstig uit een eigen misdrijf.
4.3.2.4.3
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank het eenvoudig witwassen van € 30.000,- door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Zij zal verdachte partieel vrijspreken van het witwassen van het overige tenlastegelegde bedrag.