ECLI:NL:RBZWB:2023:4136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3770
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van jachtakte wegens overtreding van wapenvoorschriften en vrees voor misbruik

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn jachtakte door de minister van Justitie en Veiligheid. De politiechef van de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant heeft op 18 oktober 2022 de jachtakte van eiser ingetrokken, omdat er aanwijzingen waren dat eiser misbruik heeft gemaakt van wapens en munitie. De rechtbank heeft de zaak op 24 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister, mr. E. Spekreijse.

Eiser had op 24 augustus 2021 een jachtakte gekregen, die geldig was tot 31 maart 2022. De intrekking volgde na een incident op 10 maart 2021, waarbij eiser met een geweer op de achterbank van zijn auto werd aangetroffen. De rechtbank concludeert dat het wapen niet veilig was opgeborgen, wat in strijd is met de wettelijke voorschriften. Eiser heeft aangevoerd dat hij een ervaren jager is en dat er geen gevaar was, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht vrees voor misbruik heeft aangenomen.

De rechtbank stelt vast dat de intrekking van de jachtakte gerechtvaardigd is, gezien de bijzondere positie van de vergunninghouder en de noodzaak tot strikte naleving van de wapenwetgeving. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers op 20 juni 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3770

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van een jachtakte.
1.1.
De politiechef van de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant heeft namens de korpschef van de Nationale Politie (hierna: de korpschef) bij besluit van 18 oktober 2022 de jachtakte van eiser ingetrokken.
1.2.
Met het bestreden besluit van 22 juni 2022 op het administratief beroep van eiser is de minister bij dat besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en - eveneens in de hoedanigheid van gemachtigde - [naam vertegenwoordiger] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordiger door mr. E. Spekreijse.

Feiten

2. Aan eiser is op 24 augustus 2021 een jachtakte afgegeven. De jachtakte is voor het laatst opnieuw verleend op 18 februari 2021 en was geldig voor de periode van 1 april 2021 tot en met 31 maart 2022.
2.1.
De korpschef heeft de jachtakte van eiser ingetrokken omdat er volgens hem grond is om aan te nemen dat eiser misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie dan wel van de bevoegdheid om wapens en munitie voorhanden te hebben en er aanwijzingen zijn dat eiser het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd. [1]
2.2.
Uit het door de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant opgemaakte proces-verbaal van bevindingen blijkt dat eiser op 10 maart 2021 als bestuurder van een personenauto door politieambtenaren is gecontroleerd op de rotonde/kruising aan de [adres 1] / [adres 2] / [adres 3] te [plaatsnaam 2] . Eiser reed stapvoets meerdere rondjes over de rotonde. Tijdens de controle zagen de politieambtenaren een geweer, voorzien van een richtkijker, op de achterbank van de auto. Het vuurwapen lag achter de bestuurdersstoel met de loop gericht op de passagiersstoel. De politieambtenaren zagen dat de grendel open stond en dat het wapen ongeladen was. Ook lag ongeveer 40 centimeter naast het geweer een leeg foedraal. Ter plaatse heeft eiser verklaard dat hij aan schadebestrijding deed en dat het gebied aan hem was toegewezen als jachtgebied.
2.3.
Uit het aanvullend proces-verbaal van verhoor van verdachte is verder gebleken dat eiser op 14 april 2021 als verdachte is gehoord voor het dragen van een geweer waar hij niet tot het gebruik gerechtigd was. Eiser heeft tijdens het verhoor verklaart dat hij die avond, in verband met schadebestrijding, damherten wilde schieten en dat hij daarvoor een contract heeft met de Wildbeheereenheden (WBE). Hij dacht dat het contract met de WBE in zijn portefeuille zat, maar het contract bleek thuis te liggen. Eiser gaf verder aan dat hij het wapen niet heeft gebruikt en dat hij normaal zijn wapen in het foedraal opbergt. De betreffende avond stond eiser te wachten op de damherten en daarom lag zijn wapen los op de achterbank. Het magazijn van zijn wapen zat in zijn jaszak.
2.4.
Uit het uittreksel van het Justitieel documentatiesysteem blijkt dat aan eiser op 24 mei 2022 ter zake van overtreding van het verbod van artikel 27, tweede lid, van de Wnb een strafbeschikking is aangeboden in de vorm van een geldboete van € 500. Eiser heeft hiertegen verzet ingesteld.
2.5.
De korpschef heeft bij brief van 24 augustus 2021 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de jachtakte en het wapenverlof van eiser in te trekken. Eiser heeft daarop mondeling zijn zienswijze gegeven.
2.6.
De korpschef heeft vervolgens uitsluitend de jachtakte van eiser ingetrokken.

Beoordeling door de rechtbank

3. Zoals ter zitting met partijen is besproken bestaat (de omvang van) het geding uitsluitend uit de intrekking van de jachtakte.
4. De rechtbank beoordeelt de intrekking van de jachtakte. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van een overtreding?
6. Tussen partijen is in geschil of sprake is van een overtreding van de wettelijke (wapen)voorschriften voor wat betreft het vervoer.
6.1.
In onderdeel A/1.3.1 van de Cwm wordt met vermeld dat vervoeren wil zeggen: het deugdelijk verpakt (bijvoorbeeld in een foedraal, tas of koffer).
6.2.
In onderdeel B/2.4.8 van de Cwm is bepaald dat het wapen (alsmede de munitie) tijdens het vervoer
zodanig dient te zijn ingepaktdat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend. Het wapen dient ontladen en ontspannen te zijn. In een eventueel aanwezig patroonmagazijn mogen zich geen patronen bevinden.
6.3.
De rechtbank overweegt dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij de betreffende avond via de rotonde onderweg was van het ene jachtveld naar het andere jachtveld. De rechtbank stelt vast dat daarmee sprake is van vervoer. Uit de processen-verbaal blijkt verder dat het wapen tijdens het vervoer buiten het foedraal op de achterbank van eisers auto lag. De rechtbank is van oordeel dat het wapen daarmee niet zodanig was ingepakt dat het niet voor onmiddellijk gebruik kon worden aangewend. Dat zoals eiser heeft gesteld het wapen ontladen en ontspannen was, de munitie zich apart van het magazijn in zijn kledingzakken bevond en de auto beveiligd was met een carjackingsysteem, doet daar niet aan af. Dit geldt ook voor stelling van belanghebbende dat de rotonde buiten de bebouwde kom valt dan wel grenst aan de bebouwde kom.
6.4.
Eiser heeft verzet aangetekend tegen de strafbeschikking, maar deze zaak loopt nog. Bovendien wijkt het toetsingskader voor het opleggen van de strafbeschikking af van het toetsingskader zoals dat geldt voor het intrekken van een jachtakte.
Vrees voor misbruik?
7. Eiser stelt dat indien sprake is van een overtreding er geen reden is om enige vrees voor misbruik aan te nemen. Eiser is een jager met 53 jaar ervaring, die in zijn eigen jachtgebied rijdt, met een ongeladen en ontspannen geweer, in een auto met carjacking-alarm. Indien zijn geweer opgeborgen lag in het foedraal was er niets aan de hand geweest. Verder heeft hij aangevoerd dat hij op vordering van de verbalisanten een klein stuk naar huis is gereden met het geweer buiten het foedraal. Dat geeft volgens eiser aan dat de verbalisanten geen enkel gevaar in de situatie zagen.
7.1.
Verweerder stelt dat eiser zich niet stipt heeft gehouden aan de wettelijke (wapen)voorschriften. Het niet veilig opbergen van een jachtwapen en munitie vormt een potentieel ernstig gevaar voor de veiligheid van de samenleving vormt. Verweerder verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 7 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:750).
7.2.
In onderdeel B/1.1 van de Cwm 2019 wordt toegelicht dat ‘vrees voor misbruik’ en ‘het niet langer kunnen toevertrouwen’ twee verschillende omschrijvingen zijn voor in feite dezelfde situatie. Hetgeen hierna wordt opgemerkt met betrekking tot de invulling van het ‘vrees voor misbruik-criterium’ kan daarom analoog worden toegepast indien het de intrekking of weigering van een vergunning betreft om reden dat het voorhanden hebben van wapens of munitie niet (langer) kan worden toevertrouwd.
7.3.
In onderdeel B/1.2 van de Cwm 2019 wordt vervolgens een invulling gegeven aan het ‘vrees voor misbruik’ criterium. Daarin is onder andere opgenomen dat degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie in een bijzondere positie komt te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich mee dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich, gelet op bijzondere positie waarin belanghebbende zich als jachtaktehouder bevindt en de omstandigheid dat het niet veilig opbergen van een jachtwapen en munitie een potentieel ernstig gevaar vormt voor de veiligheid van de samenleving, op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie dan wel van de bevoegdheid om wapens en munitie voorhanden te hebben en er aanwijzingen zijn dat eiser het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd. Van onevenredige toepassing van bevoegdheden door de minister is niet gebleken.
7.5.
Artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wnb bepaalt in dat geval dat de jachtakte
wordtingetrokken. De minister had gelet op het dwingendrechtelijk karakter van deze bepaling en anders dan in de uitspraken waarnaar eiser heeft verwezen, niet kunnen volstaan met een waarschuwing (zie ook ABRvS 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2904, i.h.b. r.o. 5.4).

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 20 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet natuurbescherming (Wnb).