4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Onder verwijzing naar wat de rechtbank in 3.3.1 en alle onderliggende paragrafen heeft overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding om enig bewijs uit te sluiten. Bij de beoordeling van de feiten weegt de rechtbank dan ook alle bewijsmiddelen mee.
4.3.2.1
Feit 1: Verlengde invoer van 100 kilogram cocaïne in de periode 4 september 2018 tot en met 27 september 2018
4.3.2.1
Feiten
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 1 mei 2018 sprak verdachte met de politieverkenner. Hij vertelde hem dat hij werk heeft gevonden bij een groente- en fruitoverslagbedrijf in Moerdijk.
Op 4 september 2018 vertelde verdachte aan de politieverkenner dat hij was benaderd door een organisatie om op zijn werk een pallet met bananen met daarin 100 kilogram cocaïne in een vrachtwagen van die organisatie te zetten. De lading kwam uit Colombia en was van een Hollandse jongen. Marokkanen moesten helpen bij het invoeren van de cocaïne. De organisatie had hiervoor in Vlissingen een corrupte douanier geregeld. De straatwaarde van de cocaïne zou rond de € 3.000.000,- liggen en verdachte zou € 150.000,- krijgen als hij mee zou werken. Verdachte twijfelde op dat moment nog of hij hieraan mee zou werken.
Op 5 september 2018 vertelde verdachte dat hij nog niet heeft ingestemd om mee te werken met de organisatie. Hij had wel al een Hollander gevonden die hem wilde helpen bij de klus voor de organisatie.
Op 7 september 2018 liet verdachte aan de politieverkenner weten dat hij ja heeft gezegd tegen het plan van de organisatie.
Op 11 september 2018 vertelde verdachte dat hij nog twee personen heeft geregeld op zijn werk zodat de voorman niets door zou hebben. Hij heeft dan al € 5.000,- van de organisatie gekregen. Ook vertelde verdachte deze dag meer over de organisatie. De grote jongens binnen de organisatie waren Hollanders, maar de uitvoering werd gedaan door Marokkanen. Die Marokkanen waren bekenden van verdachte. Tijdens zijn gesprek met de politieverkenner ging verdachte even weg voor een ontmoeting met één van de Marokkanen.
Op 23 september 2018 liet verdachte aan de politieverkenner weten dat hij heeft gesproken met een Marokkaanse jongen, een Turkse jongen en een chauffeur. De Marokkaanse jongen is de persoon met wie verdachte eerder ook een ontmoeting had. Dit is de zoon van de eigenaar van coffeeshop [naam 3] . Het gesprek had als doel het plan door te nemen met de chauffeur.
Op 27 september 2018 zei verdachte tegen de politieverkenner dat het gelukt is. Hij vroeg de politieverkenner of hij een geldtelmachine heeft. Verdachte vertelde dat hij dat een PGP-telefoon heeft gekregen en dat hij op het laatste moment geïnformeerd is over het feit dat er een pallet klaar stond in de rijperij. Vervolgens is verdachte iets eerder naar zijn werk gegaan. Ondertussen is de voorman door de organisatie gevolgd. De voorman is uiteindelijk halverwege zijn reis naar het werk van de weg gereden door een Hollandse jongen. Dit was bewust een Hollandse jongen omdat dat toch vertrouwelijker is. Hierna is er een vrachtwagen bij [bedrijf 1] gekomen. Samen met de Hollander heeft verdachte met de code de juiste pallet opgezocht. Verdachte heeft zelf die pallet in de vrachtwagen gezet. De Hollander heeft zich twee uur later ziekgemeld. Voor deze bijdrage zou verdachte € 75.000,- krijgen. Tijdens zijn gesprek met de politieverkenner werd verdachte gebeld door zijn broer die hem meedeelde dat hij het geld van de cocaïne op kon halen. De politieverkenner zag verdachte vervolgens wegrijden met zijn broer.
De politie heeft naar aanleiding van deze verklaring onderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat er op 27 september 2018 omstreeks 04.34 uur een aanrijding heeft plaatsgevonden met voertuigen die werden bestuurd door [medeverdachte 6] en [slachtoffer] . [slachtoffer] was op dat tijdstip onderweg naar zijn werk als voorman bij [bedrijf 1] in Moerdijk. Opmerkelijk is hierbij dat uit de telefoon van [medeverdachte 7] , de bijrijder van [medeverdachte 6] , blijkt dat hij 28 minuten na de aanrijding om 04.52 uur, een icoontje van een opgestoken duim verstuurde aan het contact onder de [naam 4] . Uit onderzoek van de politie blijkt dat deze [naam 4] in werkelijkheid [naam 5] heet. Hij is een zoon van de eigenaar van coffeeshop [naam 3] .
Uit de lijst met werktijden blijkt dat verdachte op 27 september 2018 om 04.48 uur bij [bedrijf 1] aanwezig was. Zijn collega, [medeverdachte 1] , was die dag om 04.25 uur aanwezig.
Uit de navigatie van een vrachtwagen met het [kenteken 1] – die op 11 oktober 2018 betrokken bleek te zijn bij een cocaïnetransport – blijkt dat deze vrachtwagen om 04.48 uur op de parkeerplaats bij hotel-restaurant De Gouden Leeuw in Zevenbergschen hoek stond. Hierna is het voertuig gaan rijden om uiteindelijk om 05.07 uur te stoppen ter hoogte van het laaddok van [bedrijf 1] . Ook om 05.15 uur bevond de vrachtwagen zich nog altijd bij [bedrijf 1] . Hierna reed de vrachtwagen naar de [straatnaam] in Den Haag. Dit is de straat waar op 11 oktober 2018 in een loods een pallet met cocaïne wordt aangetroffen. Deze vrachtwagen werd gehuurd door [medeverdachte 8] .
Op 28 september 2018 liet verdachte aan de politieverkenner weten dat het was gelukt en dat hij een boodschappentas vol geld heeft gekregen. [verdachte] vroeg hierop nogmaals om een geldtelmachine.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft geholpen om een pallet vooraan in een koelcel te zetten. Een dag later had hij het pallet op verzoek van verdachte vooraan gezet bij het gereedzetten voor distributie. De pallet is opgehaald door een vrachtwagen. [medeverdachte 1] verklaarde dat hij samen met verdachte de pallet in de vrachtwagen heeft gezet. Een paar dagen laten heeft verdachte hem hiervoor geld gegeven. Verdachte zei dat hij € 50.000,- had gegeven maar dit bleek volgens [medeverdachte 1] € 30.000,- te zijn in briefjes van € 50,- en € 20,-.
4.3.2.1.2
Beoordeling verlengde invoer 100 kilogram cocaïne
Uit de tekst van artikel 1, vierde lid juncto artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet, blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan, volgens vaste jurisprudentie, plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken. Dit betekent dat onder de verlengde invoer ook kan worden verstaan het vervoeren van de lading vanuit de haven naar, in dit geval, [bedrijf 1] en vanuit [bedrijf 1] naar de plaats waar de verdovende middelen uiteindelijk uit de deklading zouden worden gehaald ter verdere verspreiding ervan, te weten de loods aan de [straatnaam] in Den Haag. Dat de verdediging van mening is dat het begrip verlengde uitvoer een veel te ruime betekenis heeft gekregen doet niet af aan dit wettelijke kader en de vaste jurisprudentie op dit punt.
Verdachte heeft uitgebreid over de plannen verteld en gemeld dat de plannen ook waren geslaagd. Deze verklaringen tegenover de politieverkenner waren gedetailleerd en zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als grootspraak. Deze verklaringen worden namelijk ondersteund door andere bewijsmiddelen. Nadat verdachte hierover heeft verklaard, is immers achterhaald dat op de bewuste dag inderdaad voorman [slachtoffer] betrokken is geraakt bij een aanrijding op de snelweg. Na het ongeval heeft bijrijder [medeverdachte 7] een opgestoken duimpje gestuurd naar [naam 5] . Dit sluit aan op de eerdere verklaring van verdachte dat hij een gesprek heeft gehad over het plan met de zoon van de eigenaar van coffeeshop [naam 3] . [naam 5] is immers een zoon van de eigenaar van die desbetreffende coffeeshop. Daarnaast blijkt uit objectieve gegevens van [bedrijf 1] en de navigatie van de vrachtwagen met het [kenteken 1] dat verdachte en [medeverdachte 1] op 27 september 2018 aanwezig waren toen deze vrachtwagen bij [bedrijf 1] aankwam. Deze vrachtwagen is na een stop bij [bedrijf 1] naar de [straatnaam] in Den Haag gereden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met verdachte een pallet met een specifiek nummer op moest zoeken en dat die pallet in de vrachtwagen is geplaatst. Al deze handelingen waren erop gericht om het verdere vervoer van de cocaïne van [bedrijf 1] naar de door de organisatie aangewezen bestemming mogelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit in samenhang moet worden bekeken met de overige zaken in het dossier. De werkwijze op 27 september 2018 is nagenoeg identiek aan de modus operandi die is gehanteerd bij feit 2 (invoer van 400 kilogram cocaïne op 11 oktober 2018). Ook bij dat feit hebben verdachte en [medeverdachte 1] binnen [bedrijf 1] handelingen verricht om een specifieke pallet op het juiste tijdstip in de juiste vrachtwagen te zetten. De rechtbank zal bij de bespreking van feit 2 hier nader op ingaan. Zij merkt hier alvast op dat het opvallend is dat bij feit 2 dezelfde vrachtwagen is gebruikt als op 27 september 2018 en dat de vrachtwagen ook is gereden naar de bestemming aan de [straatnaam] in Den Haag. De chauffeur van het transport op 11 oktober 2018 bleek [medeverdachte 8] te zijn. Degene die ook op 27 september 2018 diezelfde vrachtwagen had gehuurd. Het transport als genoemd onder feit 2 is wel onderschept en het materiaal dat is aangetroffen bleek inderdaad cocaïne te zijn. Deze hele werkwijze ondersteunt dan ook de verklaring van verdachte dat er op 27 september 2018 100 kilogram cocaïne ingevoerd is.
Dat er daadwerkelijk 100 kilogram cocaïne op de pallet verstopt was, leidt de rechtbank ook af uit het feit dat verdachte voor dit transport in totaal € 80.000,- heeft ontvangen. Een dergelijke vergoeding past naar het oordeel van de rechtbank niet bij een test transport zonder cocaïne of met een geringe hoeveelheid cocaïne. Dit zou de organisatie een onnodige kostenpost opleveren die niet past bij het uitgangspunt dat dergelijke organisaties zoveel mogelijk geld willen verdienen. De rechtbank is van oordeel dat alles in samenhang bezien uitgegaan kan worden van de juistheid van de verklaring van verdachte dat er 100 kilogram cocaïne ingevoerd zou worden.
4.3.2.1.3
Beoordeling medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een substantiële rol in het doorvoeren van de cocaïne gehad. Hij heeft contacten onderhouden met de organisatie achter de invoer van de cocaïne. Hij kreeg van hen de informatie die nodig was om er binnen [bedrijf 1] voor te zorgen dat de pallet met cocaïne op het juiste moment aan de juiste chauffeur meegegeven kon worden. Verdachte vormde hierbij vanwege zijn baan bij [bedrijf 1] een onmisbare schakel, nu dit voor de organisatie de enige mogelijkheid was om controle op de pallet te behouden. Verdachte heeft hierbij op zijn beurt de hulp ingeschakeld van [medeverdachte 1] om ongezien zijn gang te kunnen gaan binnen [bedrijf 1] . De organisatie heeft verdachte en [medeverdachte 1] hierin verder gefaciliteerd door ervoor te zorgen dat de voorman die een risico vormde voor het transport werd uitgeschakeld. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben op 27 september 2018 samen de pallet gezocht en in de juiste vrachtwagen geplaatst. Uit dit alles blijkt dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de onbekende personen in de organisatie en met [medeverdachte 1] . Zijn materiële bijdrage aan het strafbare feit was essentieel voor de verdere verplaatsing van de cocaïne en daarmee zeker van voldoende gewicht. Gelet op voornoemde overweging is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Of verdachte al dan niet wist dat de voorman van de weg zou worden gereden doet aan het voorgaande niet af.
4.3.2.1.4
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van 100 kilogram cocaïne op 27 september 2018. De verweren van de verdediging ten aanzien van feit 1 worden verworpen.
4.3.2.2
Feit 2: Verlengde invoer van 400 kilogram cocaïne in de periode van 4 september 2018 tot en met 10/11 oktober 2018 enFeit 3: Voorbereiding invoer van twee keer 400 kilogram cocaïne in de periode van 27 september 2018 tot en met 11 oktober 2018
4.3.2.2
Feiten
De rechtbank stelt in de eerste plaats een aantal een feiten van algemene bekendheid vast die in dit geval een rol spelen. Het is een feit van algemeen bekendheid dat bananen een deklading kunnen vormen voor de invoer van cocaïne. Er zijn immers met enige regelmaat nieuwsberichten waaruit blijkt dat bij fruitoverslagbedrijven of elders, cocaïne tussen de bananen is aangetroffen. De bananen in kwestie zijn afkomstig uit Colombia. Dit is een land in Zuid-Amerika, waarvan bekend is dat er veel cocaïne wordt geproduceerd en wordt verhandeld. Juist binnen de bedrijfstak waarin verdachte heeft gewerkt, is de kans dat hij geconfronteerd zou worden met cocaïne groter dan bij andere bedrijven. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat er in de wereld van de cocaïnehandel veel geld in omloop is.
Op 10 oktober 2018 is de politie ingeschakeld en kwam zij ter plaatse bij het [bedrijf 2] in Ritthem. Daar is na een kwaliteitscontrole een pallet met bananendozen veiliggesteld, waarin 400 pakketten lagen verborgen. De pakketten zijn gewogen en (zowel indicatief als definitief) positief getest op cocaïne. Het gaat om 400 kilogram. De pallet is voorzien van coderingssticker [cijferreeks 1] . De cocaïne is in beslag genomen en vernietigd.
Op 10 oktober 2018 is de politie ook ter plaatse gekomen bij [bedrijf 1] in Moerdijk. Bij dit bedrijf is eveneens een pallet met dozen bananen aangetroffen, waarin 400 pakketten zijn verstopt. De pakketten zijn indicatief getest door de politie en definitief getest door het douanelaboratorium. Hieruit is naar voren gekomen dat het om cocaïne gaat. Het gaat wederom om 400 kilogram. De pallet is voorzien van coderingssticker [cijferreeks 2] . De politie heeft de cocaïne in beslag genomen en vernietigd. Een kleine hoeveelheid cocaïne, te weten 4,2 gram, is in een gripzakje terug gestopt en gecontroleerd doorgelaten. De pallet is tevens voorzien van een baken om de bewegingen van de pallet te kunnen volgen.
Op 11 oktober 2018 heeft een observatieteam waargenomen dat [medeverdachte 1] en verdachte tussen 04.00 uur en 05.00 uur bij [bedrijf 1] werkzaam waren. De pallet met coderingssticker [cijferreeks 2] is die dag in een vrachtwagen geladen en naar een loods in de [straatnaam] in Den Haag gebracht. De politie is de loods in Den Haag binnengegaan en hield daar een aantal verdachten aan. De loods in Den Haag was niet voor de opslag van fruit ingericht. In het pand bevonden zich echter wel twee pallets met bananen die niet rijp waren en lege bananendozen. Deze producten vielen niet te rijmen met het feit dat de bedrijfsactiviteit van dit pand een bakkerij zou zijn.
[medeverdachte 2] was één van de aangehouden personen in de loods in Den Haag. Bij doorzoeking van zijn woning worden groene en gele stickers aangetroffen in diens schuurtje. De stickers waren voorzien van de tekst
" [titel] ". De twee rollen met stickers lagen bij de plafondverlichting verstopt, waarbij het de bedoeling lijkt te zijn geweest om de stickers aan het zicht te onttrekken. Uit politieonderzoek komt naar voren dat deze stickers niet in Nederland worden aangebracht op de pallets, maar in het buitenland. De bestickering vindt plaats voordat de verscheping is aangevangen. In de computer van [medeverdachte 2] werden fotobestanden aangetroffen. Op de afbeeldingen stonden coderingstickers (waaronder code [cijferreeks 1] en code [cijferreeks 2] ), pallets met bananendozen, pakketten cocaïne geseald in plastic folie en pakketten cocaïne verstopt tussen bananen.
De coderingsstickers op de in Ritthem en bij [bedrijf 1] aangetroffen pallets met cocaïne lijken bij nadere bestudering vals te zijn. De stickers bevatten afwijkende beschadigingen, nu de kleur zwart op delen van de print ontbrak, waardoor ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de stickers uniek zijn. De afbeeldingen op de computer van [medeverdachte 2] met de coderingen [cijferreeks 2] en [cijferreeks 1] vertoonden dezelfde afwijkende beschadigingen als de stickers op aangetroffen pallets met cocaïne.
De pallets met code [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] zijn qua nummering opvolgend en kwamen van dezelfde plantage in Colombia. De pallets zijn op hetzelfde schip ( [naam 6] ) naar de haven van Vlissingen gebracht. De lading bananen van beide pallets zou in het bedrijf [bedrijf 1] gerijpt worden. Verder is van de twee ladingen gebleken dat het soort dozen, het opschrift van de dozen, de aangebrachte stickers en de kleur van de omsnoeringsbanden overeenkomsten vertoonden. Ook vertoonden de diepdrukstempels op de pakketten (deels) overeenkomsten.
Uit onderzoek bij [bedrijf 1] volgt dat er kennelijk al een pallet klaarstond met de code [cijferreeks 1] , de politie denkt om te worden omgewisseld met de dus al in Vlissingen onderschepte pallet. Deze pallet met dat nummer kwam niet voor in de administratieve systemen van [bedrijf 1] en de sticker kwam niet overeen met de originele sticker.
De politie heeft een aantal tapgesprekken opgenomen. Op 9 oktober 2018 had verdachte met [medeverdachte 1] een gesprek waarin hij zei:
“Dus uh morgen hebben we die dinge en overmorgen checken we het.”[medeverdachte 1] stemde daarmee in. Wanneer de geschiedenis van de telefoon van [medeverdachte 1] is geanalyseerd, blijkt dat hij die dag op internet een zoekslag heeft verricht. Daarbij zijn de zoektermen ‘Vlissingen’, ‘drugs’, ‘bananen’ en ‘cocaïne’ gebruikt. Een dag later stuurde verdachte per sms naar [medeverdachte 1] de [cijferreeks 2] . Op 11 oktober 2018 had [medeverdachte 1] een gesprek met een zekere [naam 7] , waarin hij heeft opgemerkt dat zij er één binnen hebben kunnen zetten, maar de andere onderschept is in Vlissingen. Hierdoor zou hij 35 ontvangen in plaats van 70. Op 12 oktober 2018 vroeg [medeverdachte 1] aan verdachte wat de stand van zaken is. [medeverdachte 1] kreeg als reactie terug dat hij het één en ander moet afwachten.
Verdachte heeft gesprekken gevoerd met zijn vrouw en de politieverkenner. Daarbij is in eerste instantie ook gezegd dat ‘ de Hollander ’ 70 krijgt
(de rechtbank begrijpt dat met ‘ de Hollander ’ [medeverdachte 1] wordt bedoeld).Dit bedrag is bedoeld voor twee pallets die dan nog klaar staan, aldus verdachte. De Hollander deed namelijk goed mee en zonder hem had [verdachte] het niet gedurfd om de pallet te wisselen. In de dagen na 11 oktober 2018 heeft verdachte in verschillende tapgesprekken aangegeven dat er acht barki, 800, 800 kilo of 800 stuks zijn onderschept. Het zou daarbij gaan om vier barki of 400 per stuk
(de rechtbank begrijpt dat met de term barki, het getal 100 wordt bedoeld).De politieverkenner vernam later van verdachte dat de Hollander daarom de helft zou krijgen, dit is € 35.000,-.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een week of twee na de eerste keer weer door verdachte is benaderd met een voorstel. [medeverdachte 1] zou € 35.000,- krijgen als hij op de uitkijk zou gaan staan. [medeverdachte 1] heeft de pallets voor reguliere klanten klaargezet en de andere pallet neergezet.
4.3.2.2.2
Beoordeling betrokkenheid verlengde invoer 400 kilo cocaïne en voorbereidingshandelingen twee keer 400 kilo cocaïne (feit 2 en 3)
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte betrokken is geweest bij de cocaïne die in de pallets met coderingsstickers [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] is aangetroffen.
Uit deze feiten blijkt dat ten aanzien van het transport met [cijferreeks 2] sprake is van een soortgelijke modus operandi als bij feit 1. Ook hier hebben verdachte en [medeverdachte 1] binnen [bedrijf 1] handelingen verricht om een specifieke pallet op het juiste tijdstip in de juiste vrachtwagen te zetten. Verdachte heeft op 10 oktober 2018 naar [medeverdachte 1] een sms-bericht verzonden met het [cijferreeks 2] . Dit is het nummer van de coderingssticker van de pallet die op 11 oktober 2018 vanuit Moerdijk naar de loods in Den Haag is gebracht. Kennelijk was voor [medeverdachte 1] ook direct duidelijk wat verdachte met de sms heeft bedoeld, nu hij geen nadere toelichting heeft gevraagd. Daarnaast is gebruik gemaakt van dezelfde vrachtwagen als op 27 september 2018 en is gereden naar dezelfde bestemming aan de [straatnaam] in Den Haag. De chauffeur van dit transport bleek [medeverdachte 8] te zijn, de man die ook op 27 september 2018 de vrachtwagen had gehuurd. Ook heeft verdachte aan [medeverdachte 1] een groot geldbedrag beloofd voor zijn bijdrage. Dit komt overeen met de enorme bedragen die omgaan in dit milieu. Hiermee staat de betrokkenheid van verdachte bij dit transport vast.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook betrokkenheid gehad bij de pallet met cocaïne die voorzien was van de coderingssticker [cijferreeks 1] . Verdachte heeft al bij de politieverkenner verklaard dat twee pallets klaar staan. Op 9 oktober 2018 had verdachte een gesprek met zijn vrouw, [medeverdachte 9] , over een lading cocaïne. Hij zei tegen haar dat het bedoeling is om dit op donderdag
(de rechtbank begrijpt op 11 oktober 2018)eruit te halen. Verdachte heeft diezelfde datum tegenover [medeverdachte 1] aangekondigd dat het morgen (10 oktober 2018) aankomt en zij het overmorgen (11 oktober 2018) zullen controleren. De door verdachte vermelde data tegenover [medeverdachte 9] en [medeverdachte 1] blijken te kloppen met de realiteit ten aanzien van de beide ladingen die hem worden verweten. De politie heeft namelijk op de aankomstdatum van 10 oktober 2018 tweemaal 400 kilogram cocaïne aangetroffen. Verdachte en [medeverdachte 1] waren op de controledatum van 11 oktober 2018, tussen 04.00 uur en 05.00 uur, als enige bij [bedrijf 1] aanwezig. De bevindingen uit het observatieverslag en het dienstrooster van [bedrijf 1] die week laten hier geen misverstand over bestaan.
De rechtbank houdt het ervoor dat verdachte in de tapgesprekken over beide ten laste gelegde cocaïnetransporten heeft gesproken. In het gesprek met [medeverdachte 9] is het voor hem bekend dat één lading is onderschept in de haven van Vlissingen. De andere lading heeft [bedrijf 1] wel bereikt en is overgedragen. Dit is ook voor [medeverdachte 1] duidelijk geworden, zo blijkt uit een tapgesprek van 11 oktober 2018 waarin hij zegt er één partij is binnengekomen en één partij is onderschept.
Tot slot blijkt uit de tapgesprekken dat verdachte, bij herhaling, heeft beklemtoond dat er sprake was van acht barki, 800, 800 kilo of 800 stuks dan wel vier barki of 400 per stuk. Verdachte weet de precieze aantallen te benoemen (afzonderlijk of bij elkaar opgeteld) van de hoeveelheden cocaïne die zijn aangetroffen. Hij verwijst zijn gesprekspartners onder andere naar Crimesite waaruit dit nieuws naar voren komt. De rechtbank beschouwt deze interesse niet als een toevallige samenloop van omstandigheden. Het onderstreept naar het oordeel van de rechtbank nog maar eens de strafbare betrokkenheid van verdachte bij de cocaïnetransporten.
De alternatieve verklaring van verdachte bij de politie, dat deze gesprekken gaan over kleding, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Deze alternatieve interpretatie wordt niet ondersteund door enig (objectief) bewijsmiddel en wordt, zonder dat verdachte hierop ter zitting een nadere uitleg heeft willen of kunnen gegeven, dan ook terzijde geschoven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het gegeven de voornoemde omstandigheden niet anders zijn dan dat de tapgesprekken betrekking hadden op de zendingen met nummers [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] .
Dat de transporten van de pallets met nummers [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] bij elkaar hoorden, volgt niet alleen uit de tapgesprekken, maar volgt ook uit de objectieve overeenkomsten voor wat betreft de herkomst, de bestemming ( [bedrijf 1] ), de wijze van verpakken en de stempels, en zijn de nummers opvolgend. Daarnaast was in beide gevallen sprake van valse stickers en waren er afbeeldingen van die stickers aangetroffen op de computer van [medeverdachte 2] , een van de personen die waren aangetroffen in de loods aan de [straatnaam] in Den Haag waar de pallet met [cijferreeks 2] naartoe is gegaan.
Uit het feit dat bij [bedrijf 1] kennelijk al een pallet klaarstond met [cijferreeks 1] leidt de rechtbank af dat deze diende ter vervanging van de verwachte pallet (met cocaïne) met dat nummer. Dit is een werkwijze die we bij de feit 4 ook terug zien komen. Nu de pallet in Ritthem is onderschept, is het zover echter niet gekomen. De rechtbank leidt uit voornoemde feiten en omstandigheden af dat verdachte bij het klaarzetten van die pallet betrokken is geweest.
De rechtbank komt op basis van voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang beschouwd, tot de conclusie dat verdachte betrokken is geweest bij beide transporten van 400 kilogram cocaïne die in de pallets met coderingsstickers [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] opgeslagen heeft gelegen.
4.3.2.2.3
Medeplegen (feit 2 en 3)
De rechtbank verwijst voor het juridisch kader omtrent het medeplegen naar de eerste alinea van het hiervoor overwogene in 4.3.2.1.3.
Het is voor de kans op een succesvolle bijdrage van verdachte noodzakelijk geweest dat hij in contact is getreden met medeverdachten. De rechtbank is daarom, met de officieren van justitie, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte vooraf geïnformeerd is over de palletnummers, de aankomst daarvan in de haven van Vlissingen en het verdere transport in Nederland. Die gehele logistiek vergt een vorm van overleg en/of afstemming met de mededaders. Dat hiervan sprake is geweest blijkt ook uit de tapgesprekken. Verdachte speelt, zowel in de voorbereiding als in de uitvoering van het delict, een rol in het onderhouden van contact, het uitwisselen van informatie en in het maken van afspraken. De samenwerking die hij met [medeverdachte 1] is aangegaan, omschrijft verdachte tegen de politieverkenner als iemand zonder wie hij het niet zou hebben aangedurfd de pallets om te wisselen. Hiermee heeft verdachte nogmaals expliciet aangegeven waaruit zijn feitelijke bijdrage heeft bestaan. Tot slot blijkt ook nergens uit dat verdachte zich op enig moment heeft gedistantieerd van de ingevoerde partijen cocaïne. In tegendeel, verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een substantiële rol in het doorvoeren van de cocaïne gehad.
De rechtbank concludeert op basis van het vorenstaande dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, waarbij verdachte een intellectuele en materiële bijdrage heeft geleverd aan de delicten die van substantieel gewicht is.
4.3.2.2.4
Verlengde invoer (feit 2)
Uit de tekst van artikel 1 vierde lid juncto artikel 2. aanhef en onder A, van de Opiumwet, blijkt wat onder het invoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dit is niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf. Hieronder wordt, zoals reeds bij de bespreking van feit 1,ook verstaan het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, het ontvangst of de overdracht van verdovende middelen. Dit kan plaatsvinden nadat de feitelijke invoer al is voltrokken en wordt omschreven als ‘verlengde invoer’. De rechtbank is van oordeel dat het vervoeren van de lading met [cijferreeks 2] vanuit de haven naar [bedrijf 1] en vanuit [bedrijf 1] naar de loods aan de [straatnaam] in Den Haag ook onder deze begripsomschrijving valt.
De pallet met coderingsticker [cijferreeks 2] is voor een verder rijpingsproces, via de haven van Vlissingen, bij [bedrijf 1] in Moerdijk ondergebracht. Verdachte heeft de pallet met cocaïne in de voorraad van [bedrijf 1] opgezocht. Na het aantreffen hiervan is de pallet verplaatst en in de vrachtwagen neergezet, zodat de lading meegenomen zou worden. De rechtbank verbindt aan de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen, de conclusie dat met het handelen van verdachte wordt beoogd, het verdere vervoer van de pallet met cocaïne. Het verder vervoeren kan worden geschaard onder het begrip ‘verlengde invoer’.
Er is derhalve sprake geweest van een vorm van verlengde invoer met betrekking tot deze pallet [cijferreeks 2] , waaronder mede wordt verstaan het verdere vervoer vanuit Moerdijk.
4.3.2.2.5
Hoeveelheid cocaïne feit 2
Omdat de cocaïne (met uitzondering van een klein gedeelte ervan) al na de controle bij [bedrijf 1] in Moerdijk is weggehaald, kan de verlengde invoer van de volledige 400 kilogram niet bewezen worden verklaard.Hoewel de opzet van verdachte gericht was op de volledige 400 kilogram, dient er rekening mee te worden gehouden dat de gedragingen van verdachte die vallen onder dit tenlastegelegde feit (nagenoeg) uitsluitend betrekking hadden op de pallet met de geringe hoeveelheid cocaïne die is teruggeplaatst. Het gaat bij dit feit immers alleen om de uitvoering van het delict (de invoer van cocaïne) en niet om de voorbereiding daarvan. Dat laatste is tenlastegelegd onder feit 3. Over de gevolgen die dit behoort te hebben voor de strafmaat, komt de rechtbank hierna terug bij de overwegingen over de strafoplegging.
In het dossier worden verschillende hoeveelheden genoemd van de cocaïne die is teruggeplaatst. De rechtbank is van oordeel dat de juiste netto hoeveelheid 4,2 gram betreft. Voor de bewezenverklaring gaat de rechtbank dan ook uit van 4,2 gram cocaïne.
4.3.2.2.6
Voorbereidingshandelingen (feit 3)
Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de opzet van verdachte erop gericht is geweest om de cocaïne in beide pallets, met coderingssticker [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] , vanuit het buitenland naar Nederland te brengen. De pallets met dozen bananen, waarin de cocaïne is verstopt, komen uit Colombia. Er is één pallet met coderingssticker [cijferreeks 1] in de haven van Vlissingen gecontroleerd, waarbij de verdovende middelen al in beslag genomen zijn. De andere pallet met coderingssticker [cijferreeks 2] is bij [bedrijf 1] ontdekt. Op basis van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de betrokkenheid van verdachte bij beide transporten, is het opzet op de verlengde invoer van tweemaal 400 kilogram cocaïne in het voorbereidend stadium een gegeven.
De bijdrage van verdachte is gelegen in het onderhouden van contact, het uitwisselen van informatie, het maken van afspraken, het voorzien van de pallets van valse stickers, het in de voorraad opzoeken van één specifieke pallet, alsook die pallet in de vrachtwagen laden. De rechtbank vat deze bijdrage op als het trachten te verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen. Daarnaast heeft verdachte één ander (te weten [medeverdachte 1] ) bewogen om daarbij behulpzaam te zijn. Hij heeft immers met [medeverdachte 1] een bepaalde strategie besproken en heeft [medeverdachte 1] geld in het vooruitzicht gesteld als beloning. Dit geheel van gedragingen is bestemd geweest tot het plegen van een feit, zoals wordt bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet. De verlengde invoer en het verdere vervoer van de cocaïne is door de gedragingen van verdachte in zoverre voorbereid en bevorderd. Het onder feit 3 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.2.7
Conclusie feit 2
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van het medeplegen van de verlengde invoer en vervoer van verdovende middelen, met betrekking tot 4,2 gram cocaïne. De conclusie is dat het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. De verweren van de verdediging ten aanzien van feit 2 worden verworpen.
4.3.2.2.8
Conclusie feit 3
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de pallets met [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] . De rechtbank beschouwt dit feit voor wat betreft de pallet met [cijferreeks 2] in eendaadse samenloop te zijn gepleegd met feit 2.
Het verweer van de verdediging ten aanzien van feit 3 slaagt niet.
4.3.2.3
Feit 4: Verlengde invoer van 60 kilogram cocaïne in de periode van 4 september 2018 tot en met 29 januari 2019
4.3.2.3
Feiten
Op 29 januari 2019 is de politie binnengetreden bij het distributiecentrum van de [bedrijf 3] aan het [adres] te Etten-Leur. Er is onderzoek verricht aan een zojuist door een vrachtauto afgeleverde pallet met dozen bananen, afkomstig van het [bedrijf 1] in Moerdijk. In een pallet, voorzien van coderingssticker [cijferreeks 3] , werden 60 pakketten ontdekt die zich tussen de bananen bevonden. Nader onderzoek wijst uit dat er in die pakketten cocaïne zat met een totaalgewicht van 59,89 kilogram.
De politie heeft een groot aantal tapgesprekken opgenomen tussen [medeverdachte 3] en verdachte. Op 13 oktober 2018 hadden zij een conversatie, waarin zij spraken over een andere partij cocaïne die is ontdekt bij [bedrijf 1] . [medeverdachte 3] vroeg aan verdachte of hij hierbij betrokken was en hoe speurhonden worden misleid. In een gesprek van 7 december 2018 heeft verdachte aan [medeverdachte 3] te verstaan gegeven dat hij ontslag moest zien te voorkomen, zodat hij hun karwei bij [bedrijf 1] kan doen. In een gesprek van 24 december 2018 gaf verdachte tegenover [medeverdachte 3] te kennen dat alles in Vlissingen gereed is en zij ‘Vlissingen in hun zak hebben.’ Er werd door [medeverdachte 3] op aangedrongen dit niet over de telefoon te bespreken.
Op 28 december 2019 werd door verdachte en [medeverdachte 3] gesproken over het spul wat “hier” aankomt en dat het gaat naar een plaats die met een E begint. Daar gaan ze het er volgens verdachte uithalen. [medeverdachte 3] moest het alleen in de rij zetten.
Verdachte heeft op 18 januari 2019 tegenover zijn broer, [medeverdachte 5] , verklaard dat ‘60 pieces’ binnenkort zullen aankomen. Op 23 januari 2019 heeft [medeverdachte 3] bij [bedrijf 1] gewerkt. Verdachte heeft aan [medeverdachte 3] doorgegeven dat ‘het’ apart is gezet en eraan zal komen. Verdachte stuurde daarop een sms-bericht naar [medeverdachte 3] met de [cijferreeks 3] . Later die dag werd door verdachte aangegeven dat ‘het’ onderweg is. [medeverdachte 3] heeft korte tijd later bevestigd dat ‘het’ gearriveerd is en in [doknr. 1] is ondergebracht. In datzelfde gesprek vroeg verdachte aan [medeverdachte 3] om een foto te sturen van de stickers op de pallets. Het IBN-nummer en het serienummer. Dat moest [medeverdachte 3] per sms sturen, dan wist verdachte zeker of [medeverdachte 3] het heeft ontvangen.
Op 29 januari 2019 meldde [medeverdachte 3] aan verdachte dat hij pallets heeft omgewisseld. De pallets uit [doknr. 1] zijn in [doknr. 2] gezet. [medeverdachte 3] zou zich die dag bezighouden met de lading die Etten-Leur als bestemming heeft. Volgens [medeverdachte 3] was alles veilig en betrouwbaar. Hij gaf bij verdachte aan wanneer het onderweg was. Later die dag werd door verdachte tegenover [medeverdachte 3] bevestigd dat het was aangekomen, dat alles in orde was en het werd opgehaald. Het laatste relevante gesprek die dag vond plaats tussen verdachte en [medeverdachte 5] , waarbij zij gefrustreerd waren over het feit dat ‘60 stuks gepakt zijn’ en dat het niet is gelukt om het eruit te halen.
[medeverdachte 3] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat verdachte zich beziggehouden heeft met drugs en van plan zou zijn geweest om dat vanuit Amerika, via een verscheping, naar Nederland te brengen. In een later verhoor heeft [medeverdachte 3] aangegeven dat verdachte hem per sms op de hoogte heeft gebracht van pallets waarin verdovende middelen hebben gezeten. [medeverdachte 3] heeft deze pallets klaargezet voor transport en heeft een andere pallet daarvoor teruggezet. Behalve het verwisselen van de pallets heeft [medeverdachte 3] ook stickers omgewisseld.
4.3.2.3.2
Beoordeling verlengde invoer 60 kilo cocaïne
Uit het voorgaande volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de (verlengde) invoer van de 59,89 kilogram cocaïne die in de pallet met coderingssticker [cijferreeks 3] is aangetroffen.
Verdachte en [medeverdachte 3] hebben in een gesprek op 13 oktober 2018 al vrijuit over cocaïne gesproken. Ook is gesproken over een plaats met een “E”. Het is bekend dat er dan al twee keer eerder bij [bedrijf 1] een lading met cocaïne is gepasseerd dan wel is aangetroffen, waarvan de rechtbank heeft geoordeeld dat verdachte hiervoor mede verantwoordelijk is. In de aanloop naar dit feit benadrukte verdachte dat [medeverdachte 3] zijn baan bij [bedrijf 1] moest behouden om hun karwei te klaren. Voor het slagen van het drugstransport moest er iemand bij [bedrijf 1] werkzaam zijn geweest die de cocaïne kan veiligstellen. Nu verdachte daar ten tijde van dit feit niet meer werkzaam was, had hij daarvoor [medeverdachte 3] bereid gevonden, zo blijkt uit de inhoud van de tapgesprekken. Volgens de rechtbank heeft verdachte hier vooraf bewust op aangestuurd.
Bovendien is de verklaring van [medeverdachte 3] bij de politie over verdachte extra belastend. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij weet dat verdachte zich beziggehouden heeft met de invoer van drugs. [medeverdachte 3] heeft daaraan bijgedragen door de cocaïne in ontvangst te nemen en de lading weg te zetten. De pallets zijn daarna klaargezet voor verder transport. Hierdoor is de invoer van bijna 60 kilogram cocaïne verder verfeitelijkt. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 3] betrouwbaar, nu hij zichzelf ook heeft belast en de verklaring wordt ondersteund door de hiervoor weergegeven tapgesprekken. De inhoud hiervan is veelzeggend. Er worden diverse strategieën besproken en uiteindelijk is gekozen voor de meest geschikte handelwijze om dit mogelijk te maken. Verdachte is de initiator, hij heeft [medeverdachte 3] voortdurend overal van op de hoogte gehouden en wilde door [medeverdachte 3] geïnformeerd blijven. Verdachte vormde daarbij ook de schakel tussen de uitvoerder ( [medeverdachte 3] ) en de mensen boven hem.
Tot slot heeft verdachte tegenover zijn broer, [medeverdachte 5] , te kennen gegeven dat gaat om ’60 pieces’ en zijn zij later gefrustreerd over ’60 stuks’ die gepakt zijn. De verdachte is kennelijk op de hoogte van de hoeveelheid drugs, nog voordat dit openbaar gemaakt is. Dergelijke uitspraken kunnen alleen maar worden gedaan door iemand die zich hiermee bewust heeft beziggehouden. Dit vormt naar het oordeel van de rechtbank nog maar eens een extra bevestiging voor de strafbare betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
De rechtbank komt op basis van voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang beschouwd, tot de conclusie dat verdachte op de hoogte is geweest van en betrokken is geweest bij het veiligstellen van de 59,89 kilogram cocaïne, die in de pallet met coderingssticker [cijferreeks 3] opgeslagen heeft gelegen. Daarmee is aan het opzetvereiste voldaan.
4.3.2.3.3
Verlengde invoer
De rechtbank verwijst voor de algemene overweging met betrekking tot het begrip ‘verlengde invoer’ naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.3.2.1.2. De rechtbank voegt daaraan het volgende toe.
De pallet met dozen bananen, waarin de cocaïne is verstopt, is vanuit Zuid-Amerika naar Nederland gekomen. De bananen zijn voor een verder rijpingsproces bij [bedrijf 1] in Moerdijk ondergebracht en vervolgens is de pallet met de cocaïne vervoerd naar Etten-Leur. De rechtbank verbindt aan de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte de conclusie dat met het handelen van verdachte beoogd is, het realiseren van het verdere vervoer vanuit Moerdijk en de aflevering in Etten-Leur. Dit heeft vervolgens ook daadwerkelijk plaatsgevonden.
Er is dan ook sprake van de ‘verlengde invoer’ van verdovende middelen, waaronder mede wordt verstaan het verdere vervoer vanaf het fruitoverslagbedrijf en de daaropvolgende aflevering op de (eind)bestemming bij het distributiecentrum.
4.3.2.3.4
Medeplegen
De rechtbank verwijst voor het juridisch kader omtrent het medeplegen naar de eerste alinea van het hiervoor overwogene in 4.3.2.1.3.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de handelingen van verdachte niet op zichzelf staan. Er zijn volgens de rechtbank – naast [medeverdachte 3] – ook onbekende mededaders betrokken die verdachte bij dit feit terzijde hebben gestaan. Verdachte heeft namelijk al in december 2018, in een tapgesprek, aangegeven dat ‘zij Vlissingen in hun zak hebben’. Volgens de rechtbank heeft verdachte hiermee willen aantonen dat hij in de haven van Vlissingen connecties heeft die een bijdrage kunnen leveren. Het bestaan van deze connecties wordt ook door [medeverdachte 3] in zijn verhoor bij de politie onderschreven. De connecties van verdachte zijn van grote waarde geweest, nu de cocaïne de haven van Vlissingen is doorgekomen zonder dat die verdovende middelen ontdekt zijn. Voorts zei verdachte in een tapgesprek van 11 januari 2019 tegen [voornaam] ( [naam 8] ) dat ‘de man’ tegen hem gezegd heeft dat er 60 stuks onderweg zijn, zonder dat hij het wist. Hij merkt daarbij op “Ze denken dat alles kan met geld” en “deze ga je horen over twee weken”. Ook uit dit gesprek blijkt volgens de rechtbank dat verdachte de schakel was tussen de top van de organisatie en de personen die bij [bedrijf 1] moesten zorgdragen voor het feitelijk realiseren van de (verdere) invoer van de partijen cocaïne.
Voor deze operationele activiteiten is verdachte vervolgens in grote mate afhankelijk van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft bij [bedrijf 1] pallet [cijferreeks 3] opgevangen, bewaard en na enige tijd klaar gezet voor transport. Volgens de rechtbank is [medeverdachte 3] op zijn beurt weer in grote mate afhankelijk van verdachte. Verdachte heeft essentiële informatie verschaft over de coderingssticker en de naderende aankomst van de pallet. Hierdoor is [medeverdachte 3] in staat van paraatheid gebracht. De voorstellen om tot een bepaalde strategie te komen zijn vanuit verdachte geïnitieerd. Hij heeft [medeverdachte 3] immers opgedragen om een foto te maken van de pallet en de kamer waarin de cocaïne is opgeslagen. Hij wil deze foto per e-mail toegestuurd krijgen. De rechtbank leidt uit het dossier af dat verdachte door de contacten met [medeverdachte 3] voortdurend zicht heeft gehouden op de verplaatsingen van de pallet binnen [bedrijf 1] en op de transportbeweging die daarna is afgelegd richting Etten-Leur. Hij is de opdrachtgever van [medeverdachte 3] en initiator van de wijze waarop het feit wordt uitgevoerd. Daarmee heeft het openbaar ministerie dan ook terecht geconcludeerd dat verdachte de onmisbare schakel is geweest tussen de criminele organisatie en de uitvoerders ter plaatse bij [bedrijf 1] .
De rechtbank concludeert op basis van het vorenstaande dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, tezamen en in vereniging met anderen, waarbij verdachte een intellectuele en materiële bijdrage heeft geleverd aan het delict dat van voldoende gewicht is.
4.3.2.3.5
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van het medeplegen van de verlengde invoer van 59,89 kilogram cocaïne. Onder deze verlengde invoer wordt mede verstaan het verdere vervoer vanuit Moerdijk en de aflevering in Etten-Leur. De conclusie is dat het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
Het verweer van de verdediging ten aanzien van feit 4 treft geen doel.
4.3.2.4
Feit 5: Verlengde invoer van 400 kilogram cocaïne in de periode van 4 september 2018 tot en met 3 februari 2019
4.3.2.4
Feiten
Op 3 februari 2019 heeft de politie vanaf 03.20 uur een observatie verricht bij [bedrijf 1] in Moerdijk. Die dag werd waargenomen dat een witte truck met koeltrailer het terrein van [bedrijf 1] is opgereden en met de achterkant tegen een dokshelter van de loods heeft geparkeerd. Op het moment dat de vrachtwagen daar was, zag de politie een Suzuki [kenteken 2] langs het hek van het bedrijf rijden, keren en wegrijden. De bestuurder vertoonde grote gelijkenis met verdachte. Bekend is dat verdachte in die periode de desbetreffende Suzuki heeft gehuurd.
De vrachtwagen is daarna naar de Kromhoutstraat in IJmuiden gereden. De vrachtwagen is bij aankomst in IJmuiden met de achterzijde een aldaar gelegen loods ingereden.
De politie was diezelfde dag de loods in IJmuiden binnengetreden. Bij het binnentreden was direct duidelijk dat de loods niet was ingericht voor de opslag van fruit. In de loods werd echter wel een pallet met dozen bananen aangetroffen. In die dozen zijn pakketten verstopt. Nader onderzoek wijst uit dat er in de pakketten cocaïne zat. In totaal gaat het om 400 kilogram cocaïne. De bestuurder van de vrachtwagen is [medeverdachte 10] . Hij is gedurende de hele rit vanaf Moerdijk tot aan IJmuiden vergezeld door [medeverdachte 4] , die als bijrijder in de vrachtwagen heeft plaatsgenomen. [medeverdachte 4] is voorafgaand aan het laden van de pallet bij [bedrijf 1] de vrachtwagen ingestapt en bij de eindbestemming in IJmuiden uitgestapt.
De politie heeft een groot aantal tapgesprekken opgenomen, waaronder gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] is in december 2018 door verdachte benaderd. Verdachte gaf [medeverdachte 4] te verstaan dat ‘hun dingen’ binnenkort de weg op zullen gaan. [medeverdachte 4] was daarbij nodig om het op te halen. [medeverdachte 4] gaf aan dat zij om de tafel moesten gaan zitten om een plan te bespreken, maar dat zij dat niet over de telefoon moesten doen. In de tapgesprekken van 1 februari en 2 februari 2019 vroeg verdachte aan [medeverdachte 4] of hij naar Nederland kon komen. [medeverdachte 4] stemde daarmee in en was zelfs bereid hiervoor ontslag te nemen bij zijn werkgever.
Op 29 januari 2019 zei verdachte tegen zijn broer, [medeverdachte 5] , dat er één aankomt met vier barki erin
(de rechtbank begrijpt dat met vier barki, het getal 400 wordt bedoeld).Verdachte zei op 2 februari 2019 tegen [medeverdachte 5] dat hij vannacht klaar moest staan en dat zij het plan van gisteren zouden uitvoeren. Daarnaast werd [medeverdachte 5] die dag door verdachte gevraagd om [medeverdachte 4] te ontvangen en zich even met hem bezig te houden, totdat hij is teruggekeerd van een afspraak. [medeverdachte 5] stemde daarmee in. Later die nacht, om 04.40 uur, vroeg [medeverdachte 5] aan verdachte om instructies. Verdachte zei dat [medeverdachte 5] kon terugkeren. De telefoon van [medeverdachte 5] straalde op dat moment een zendmast aan op de Zwaluwsedijk in Moerdijk.
Op 3 februari 2019 om 04.21 uur heeft [medeverdachte 3] , die bij [bedrijf 1] werkzaam is, tegen verdachte gezegd dat de vrachtwagen bij [doknr. 3] moet parkeren. Een minuut later stelde verdachte [medeverdachte 4] hiervan per sms in kennis. [medeverdachte 4] maakte daarna telefonisch aan verdachte duidelijk dat zij weer vertrokken zijn en 100 kilometer moeten rijden. Hij bleef tot aan de eindbestemming meerijden, zoals is afgesproken. Verdachte was daarmee akkoord en vroeg [medeverdachte 4] het adres door te geven, dan zou verdachte hem komen ophalen. Verdachte liet weten dat wanneer alles in orde is gemaakt er zal er worden afgerekend. Verdachte vroeg meerdere malen naar het kijken en openmaken van de dozen/pakketten. [medeverdachte 4] heeft vervolgens aangegeven dat zij zijn gearriveerd op de bestemming en het pakket was weggezet.
Vervolgens is [medeverdachte 4] vertrokken met de taxi die verdachte voor hem heeft gebeld. [medeverdachte 4] is afgezet bij het Shell tankstation in IJmuiden en een aantal uren later opgehaald door verdachte.
[medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben alle drie bij de politie verklaard dat zij in opdracht van verdachte hebben gehandeld. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] hebben in hun verhoor aangegeven dat zij zich hebben gerealiseerd dat verdachte zich beziggehouden heeft met de invoer van cocaïne. [medeverdachte 5] heeft van verdachte begrepen dat er vierhonderd kilogram cocaïne zou aankomen. [medeverdachte 5] weet dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bij de criminele activiteiten van verdachte betrokken zijn. [medeverdachte 5] heeft bij de politie erkend bij verschillende locaties te hebben postgevat. [medeverdachte 3] heeft bij de politie aangegeven dat hij de pallets bij [bedrijf 1] heeft omgewisseld en heeft klaargezet voor transport. [medeverdachte 3] heeft ook de palletstickers omgewisseld.
4.3.2.4.2
Beoordeling verlengde invoer 400 kilo cocaïne
Uit het voorgaande volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de (verlengde) invoer van de 400 kilogram cocaïne die op de pallet in IJmuiden is aangetroffen.
Verdachte is degene geweest die wist van de komst van de lading en die verantwoordelijk was voor het veiligstellen van de pallet met cocaïne bij [bedrijf 1] en het verdere vervoer naar IJmuiden. Verdachte heeft zich ervan willen vergewissen dat het transport van de 400 kilogram cocaïne zonder problemen zou verlopen. Hiervoor is [medeverdachte 4] naar Nederland gekomen. [medeverdachte 4] heeft in opdracht van verdachte als bijrijder plaatsgenomen in de vrachtwagen, waarmee de pallet met cocaïne is vervoerd. [medeverdachte 4] was bij het laden van de pallet in Moerdijk en de aflevering van de pallet in IJmuiden aanwezig en heeft verdachte van elke handeling op de hoogte gehouden. Volgens de rechtbank staat vast dat verdachte hiermee voortdurend de controle heeft gehouden over de reisbewegingen die door de vrachtwagen gemaakt zijn. [medeverdachte 4] heeft immers aangeven of de pallet is ingeladen, welke afstand er gereden moest worden, naar welke bestemming er wordt gereden en wat op die bestemming met de pallet is gebeurd. Uit de tapgesprekken blijkt dat hieraan een afspraak ten grondslag heeft gelegen en [medeverdachte 4] werd ook door verdachte betaald. Ook heeft verdachte ervoor gezorgd dat [medeverdachte 4] weg kon uit IJmuiden door voor hem een taxi te regelen en hem daarna bij het tankstation op te halen.
Verdachte heeft zijn broer geïnstrueerd om op de uitkijk te staan. [medeverdachte 5] heeft, in opdracht van verdachte, postgevat vlakbij een parkeerterrein van [bedrijf 1] . De rechtbank houdt het ervoor dat [medeverdachte 5] bij onraad heeft kunnen waarschuwen. Hiermee heeft verdachte zijn broer laten optreden in functie van het transport. De vrachtwagen moest namelijk ongehinderd de pallet kunnen inladen, zonder dat dit belet zou worden collega’s of dat er door de politie geïntervenieerd zou worden. [medeverdachte 3] heeft ook bij verdachte erop aangedrongen dat de vrachtwagen moest opschieten, voordat andere werknemers zouden aankomen. Verdachte heeft [medeverdachte 5] op de uitkijk laten staan, zodat er ongestoord 400 kilogram cocaïne de vrachtwagen ingeladen is.
Voorts heeft verdachte gebruik gemaakt van [medeverdachte 3] , door hem als uitvoerder bij [bedrijf 1] de pallet met drugs klaar te laten zetten, een reguliere lading bananen te laten terugplaatsen en de bestickering van de pallets om te wisselen. De verdovende middelen zijn daarna in de vrachtwagen gezet. [medeverdachte 3] heeft aangegeven bij welke laaddeur de vrachtwagen moest staan en wat er gezegd moest worden. Verdachte heeft deze informatie weer overgedragen aan [medeverdachte 4] . Verdachte vormt daarmee een belangrijke tussenschakel om de feitelijke uitvoerder en de transporteurs met elkaar in contact te brengen. Dit blijkt ook niet eenvoudig te zijn geweest, aangezien de slagboom bij de oprit van [bedrijf 1] gesloten is. Verdachte heeft voorgesteld de vrachtwagen via de uitgang naar binnen te laten rijden.
Ook gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zelf wilde zien dat alles goed ging bij [bedrijf 1] nu verdachte daar is gezien in de gehuurde Suzuki.
Tot slot, zowel [medeverdachte 4] als [medeverdachte 5] als [medeverdachte 3] hebben belastend over verdachte verklaard. Zij verklaren alle drie dat zij in opdracht van verdachte hebben gehandeld. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] voegen daaraan toe dat zij weten dat verdachte zich bezig heeft gehouden met de invoer van drugs. [medeverdachte 5] zegt dat verdachte hem heeft verteld dat het om 400 kilogram cocaïne. Het tapgesprek waarin verdachte spreekt over vier barki laat hier ook geen misverstand over bestaan. De rechtbank beschouwt deze verklaringen, die bij de politie zijn afgelegd, als betrouwbaar. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] belasten namelijk ook zichzelf en de inhoud van hun relaas wordt bevestigd door de tapgesprekken, alsook door de overige bevindingen in het dossier.
De rechtbank komt op basis van voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang beschouwd, tot de conclusie dat verdachte op de hoogte is geweest van en betrokken is geweest bij de 400 kilogram cocaïne, die in de pallet opgeslagen heeft gelegen en naar IJmuiden is gebracht.
4.3.2.4.3
Verlengde invoer
De rechtbank verwijst voor de algemene overweging met betrekking tot het begrip ‘verlengde invoer’ naar hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank voegt daaraan het volgende toe.
De pallet met dozen bananen, waarin de cocaïne is verstopt, komt uit Colombia. Dit blijkt uit het opschrift op de dozen. De bananen zijn voor een verder rijpingsproces, via de haven van Vlissingen, bij [bedrijf 1] in Moerdijk ondergebracht. Vervolgens is de pallet met cocaïne naar IJmuiden gebracht. De pallet is daar neergezet en afgesloten bewaard, kennelijk met de bedoeling de cocaïne daar van de deklading te scheiden. De rechtbank verbindt aan de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen de conclusie dat het handelen van verdachte gericht is geweest op het verdere vervoer (vanuit Moerdijk) en de verdere aflevering (in IJmuiden). Deze handelingen kunnen worden geschaard onder de term ‘verlengde invoer’.
Er is dan ook sprake van de verlengde invoer van verdovende middelen, waaronder mede wordt verstaan het verdere vervoer vanaf het fruitoverslagbedrijf en de daaropvolgende aflevering op de (eind)bestemming bij de loods in IJmuiden.
4.3.2.4.4
Medeplegen
De rechtbank verwijst voor het juridisch kader omtrent het medeplegen naar de eerste alinea van het hiervoor overwogene in 4.3.2.1.3. Die inhoud dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een intensieve samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . Verdachte heeft in de nacht van 2 februari op 3 februari 2019 met alle drie contact opgenomen en is voortdurend in kennis gesteld van de handelingen die verricht zijn in relatie tot de pallet met cocaïne. Er kan een duidelijke taakverdeling worden onderscheiden, waarbij verdachte een coördinerende rol moet worden toegedicht. Hij wilde te allen tijde door de mededaders op de hoogte worden gebracht, maar gaf zelf ook actief invulling aan de strategie die moest worden doorlopen om de doorvoer naar IJmuiden te volbrengen. Verdachte heeft [medeverdachte 3] ertoe aangezet om de pallet en stickers om te wisselen en de cocaïne in de vrachtwagen te plaatsen. Verdachte heeft [medeverdachte 4] opdracht gegeven naar Nederland te komen en hem verzocht om als bijrijder het transport te controleren. Er is een voorbespreking aan dit feit vooraf gegaan en verdachte heeft [medeverdachte 4] gedurende de rit gevraagd naar de stand van zaken. Verdachte is ook met [medeverdachte 5] vooraf een plan overeengekomen en heeft hem van instructies voorzien. De rol van verdachte in de voorbereiding en in de uitvoering van het misdrijf is daarmee van groot gewicht geweest. Hij heeft er voor zorggedragen dat de verschillende gedragingen van de betrokkenen naadloos op elkaar hebben aangesloten. Tenslotte blijkt ook nergens uit dat verdachte zich op enig moment heeft gedistantieerd van hetgeen hem wordt verweten.
De rechtbank concludeert op basis van het vorenstaande dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, tezamen en in vereniging met anderen, waarbij verdachte een intellectuele en materiële bijdrage heeft geleverd aan het delict die van voldoende gewicht is.
4.3.2.4.5
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van het medeplegen van de verlengde invoer van verdovende middelen met betrekking tot 400 kilogram cocaïne. Onder deze verlengde invoer wordt verstaan het verdere vervoer vanuit Moerdijk en de aflevering in IJmuiden. De conclusie is dat het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
Het verweer van de verdediging moet worden verworpen.
4.3.2.5
Feit 6: Witwassen van € 215.000,-
4.3.2.5
Feiten
De rechtbank zal de feiten zoals besproken onder 4.3.2.1.1 en 4.3.2.2.1 hier als herhaald en ingelast beschouwen. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte op 11 september 2018 tegen de politieverkenner heeft gezegd dat hij als voorschot € 5.000,- heeft gekregen voor zijn medewerking aan de invoer van cocaïne. Op 27 september 2018 heeft verdachte opnieuw met de politieverkenner gesproken over de opbrengsten van zijn aandeel in de invoer van cocaïne op diezelfde dag. Hierin herhaalt hij dat hij eerder € 5.000,- heeft gekregen. Hij zou dan ook nog € 75.000,- krijgen. Tijdens dit gesprek is verdachte gebeld door zijn broer [medeverdachte 5] met de mededeling dat hij het geld op kon halen. Dat verdachte daadwerkelijk het geld heeft opgehaald, blijkt uit zijn gesprek met de politieverkenner op 28 september 2018. Hierin verklaart verdachte namelijk gedetailleerd over de manier waarop hij het geld heeft ontvangen. Dat het om een grote hoeveelheid geld ging, blijkt uit het feit dat verdachte de politieverkenner om een geldtelmachine vraagt om het bedrag te kunnen tellen. Uit het gesprek op 9 oktober 2018 tussen verdachte en de politieverkenner blijkt dat verdachte het geld heeft geteld. Dit bleek € 70.000,- te zijn. De resterende € 5.000,- die aan verdachte was toegezegd zou bij de volgende lading worden gegeven. Tijdens dit gesprek sprak verdachte ook over de mogelijkheden om het geld wit te wassen. Zelfs wanneer de politieverkenner de term witwassen laat vallen, bleef verdachte verklaren over zijn plannen om het crimineel verdiende geld te bewaren en uit te geven. Verdachte vertelde onder meer dat hij een paar duizend euro in briefjes van € 20,- heeft uitgegeven in het casino. Dit werd later bevestigd door het casino. Verder benadrukte verdachte in het gesprek dat het goed gaat met zijn vrouw. Hij vertelde dat zij alles weet en nu veel minder klaagt omdat zij geld uit kan geven.
In een tapgesprek op 16 oktober 2018 vertelde verdachte aan zijn moeder dat hij nog
€ 140.000,- tegoed heeft. Zijn moeder vermaande verdachte hierop dat hij eerlijk moet gaan werken. Op 18 oktober 2018 had verdachte een gesprek met de politieverkenner hierin spreekt hij wederom over het feit dat hij nog € 140.000,- tegoed heeft. Hij benoemt hierbij dat hij dit bedrag tegoed heeft van de organisatie. Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte uiteindelijk van dit bedrag € 135.000,- heeft gekregen. Zo spreekt verdachte in een tapgesprek met [medeverdachte 3] op 23 december 2018 over het feit dat hij € 40.000,- heeft gekregen. Op 6 januari 2019 zegt verdachte in een tapgesprek met een onbekende man dat hij de week daarna € 100.000,- zal krijgen. Dit blijkt ook te zijn gebeurd want op 24 januari 2019 zegt verdachte tegen [medeverdachte 3] dat er nog
€ 5.000,- openstaat, maar dat hij inmiddels € 135.000,- heeft gekregen.
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen als opgenomen in de bijlage dat verdachte gedurende de gehele periode gesprekken heeft met [medeverdachte 9] over de manier waarop het geld bewaard en uitgegeven zou worden.
4.3.2.5.2
Beoordeling
Uit de tenlastelegging blijkt dat aan verdachte het witwassen of het eenvoudig witwassen wordt verweten. Van witwassen is kort gezegd sprake wanneer iemand geld of goederen uit criminele feiten voorhanden heeft of bijvoorbeeld heeft uitgegeven of verstopt. Hierbij hoeft niet duidelijk te zijn met welk strafbaar feit dat geld of die goederen zijn verdiend. Voor de beoordeling van de zaken zonder bekend gronddelict heeft het Gerechtshof Amsterdam in de uitspraak met kenmerk ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481 een toetsingskader gegeven met daarin zes stappen. Bij eenvoudig witwassen is het feit wel bekend, omdat degene die het geld of de goederen witwast het feit zelf heeft gepleegd. Gelet op bovengenoemd onderscheid zal de rechtbank allereerst beoordelen of er sprake is van een bekend gronddelict. De rechtbank begrijpt de tenlastelegging in het licht van het dossier zo dat verdachte de opbrengsten van de feiten 1 tot en met 3 worden verweten. Op grond van de feiten en bewijsoverwegingen met betrekking tot die feiten is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bekend gronddelict. De rechtbank acht immers het meerdere keren medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne door verdachte wettig en overtuigend bewezen. Nu het gronddelict bekend is en door verdachte zelf is gepleegd, zal de rechtbank beoordelen of er sprake is van eenvoudig witwassen. De rechtbank komt daarmee niet toe aan het toetsingskader zoals geschetst door het Gerechtshof Amsterdam.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte voor het transport op 27 september 2018 € 5.000,- en € 70.000,- heeft ontvangen. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte voor ditzelfde transport nog € 5.000,- zou ontvangen. De rechtbank stelt vast dat uit geen van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte dit bedrag niet meer heeft gekregen. Dit terwijl verdachte in tapgesprekken op latere momenten wel regelmatig klaagt als hij bedragen niet heeft ontvangen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte voor zijn aandeel in de invoer van cocaïne op 27 september 2018 in totaal
€ 80.000,- heeft ontvangen. Op 18 oktober 2018 heeft verdachte aan de politieverkenner verteld dat hij nog € 140.000,- tegoed had van de organisatie. De rechtbank begrijpt dat verdachte met de organisatie de personen bedoelt die zich bezighielden met het invoeren van cocaïne. Wanneer dit in de tijdlijn van dit dossier wordt geplaatst dan moet dit bedrag zien op de werkzaamheden voor de organisatie die verdachte heeft verricht op 10 en 11 oktober 2018. Uit de tapgesprekken in de periode van december 2018 tot en met januari 2019 blijkt dat van dit bedrag in totaal € 135.000,- aan verdachte is betaald. Gelet op deze bevindingen kan de rechtbank vaststellen dat verdachte met zijn eigen strafbare feiten op 27 september 2018 en 10 en 11 oktober 2018 in totaal € 215.000,- heeft verdiend.
De berekening van het witwasbedrag is niet gebaseerd op een kasopstelling, maar op de uitlatingen van verdachte over de bedragen die hij met de strafbare feiten heeft verdiend. Het verweer van de verdediging dat verdachte geld heeft gewonnen in een casino, doet dan ook niets aan het bedrag van € 215.000,- af. Nu er geen sprake is van een kasopstelling is er ook geen enkele reden om het bedrag te beperken tot enig geldbedrag dat daadwerkelijk bij verdachte is aangetroffen.
Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte € 215.000,- voorhanden heeft gehad en samen met zijn vrouw [medeverdachte 9] in ieder geval gedeeltelijk uit heeft gegeven. Over deze uitgaven hadden verdachte en [medeverdachte 9] frequent overleg. Verdachte heeft tegenover de politieverkenner verklaard dat zijn vrouw ook van alles op de hoogte was. Dit blijkt ook uit de tapgesprekken. De rechtbank kan dan ook vaststellen dat het voorhanden hebben en het uitgeven van het geld gebeurde in een nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel er bij [medeverdachte 9] niet gesproken kan worden over eenvoudig witwassen omdat zij de gelden niet heeft verkregen uit een eigen misdrijf, heeft ook zij zich wel schuldig gemaakt aan witwassen. Om die reden is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van medeplegen.
4.3.2.5.3
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van eenvoudig witwassen van een bedrag van € 215.000,-.
4.3.2.6
Feit 7: Deelname aan een crimineel samenwerkingsverband
4.3.2.6
Feiten
De rechtbank stelt vast dat alle feiten die zijn besproken ten aanzien van feiten 1 tot en met 5 ook van toepassing zijn op de verdenking van deelname aan de criminele organisatie. Zij verwijst dan ook naar al hetgeen zij over die feiten heeft overwogen. In aanvulling op deze feiten bevat het dossier ook een overzicht van de rolverdeling.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 4 september 2018 aan de politieverkenner heeft verteld dat hij is gecontacteerd door een organisatie van onbekend gebleven personen. Verdachte spreekt in dit kader zelf over “de grote Hollanders”, “de Marokkaan van [naam 3] ”, mogelijk zijnde de (in dit dossier) niet nader onderzochte “ [naam 5] ” en “ [naam 9] ”. Aan verdachte is gevraagd mee te werken aan het invoeren van cocaïne. Hij werkte op dat moment voor [bedrijf 1] een bedrijf dat zich onder meer bezig hield met het rijpen van bananen. Hierdoor kan hij een sleutelpersoon zijn voor de organisatie bij het vervoer naar de eindbestemming van de cocaïne die tussen dekladingen met bananen verstopt zat. Verdachte heeft ingestemd en is gaan samenwerken met de organisatie. Binnen deze samenwerking hebben de onbekend gebleven personen geregeld dat er cocaïne vanuit Colombia, via de haven van Vlissingen, bij [bedrijf 1] terecht is gekomen. Zij hebben er ook voor gezorgd dat dit proces soepel verloopt door een contact met een persoon in de haven van Vlissingen. Daarnaast hebben zij ervoor gezorgd dat de kritische voorman [slachtoffer] tot tweemaal toe van de weg is gereden. De eerste keer hebben zij deze aanrijding laten uitvoeren door [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] . Dit alles om te verhinderen dat [slachtoffer] een mogelijk risico voor de werkzaamheden van verdachte binnen [bedrijf 1] zou vormen. Verdachte heeft er vervolgens bij [bedrijf 1] voor gezorgd dat de pallets met de cocaïne op het juiste moment in de juiste vrachtwagen zijn gezet. Hierna is de cocaïne met de deklading vervoerd naar de door de organisatie geregelde locaties waar de cocaïne uit de deklading zou worden gehaald of nog verder zou worden getransporteerd. Hiervoor zijn door onbekende personen chauffeurs en personen die de cocaïne uit de deklading zouden halen geregeld
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zijn collega [medeverdachte 1] heeft benaderd om hem binnen [bedrijf 1] te helpen bij de eerste transporten. Na het ontslag van zowel [medeverdachte 1] als verdachte zelf bij [bedrijf 1] , heeft verdachte zijn oud-collega [medeverdachte 3] benaderd om de uitvoering van de plannen binnen [bedrijf 1] over te nemen voor de daaropvolgende transporten. Verdachte heeft de informatie die hij vanuit de organisatie kreeg met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gedeeld, zodat de pallets met de deklading en de cocaïne op het juiste moment klaar waren voor verder transport. Verdachte heeft voor deze medewerking aan [medeverdachte 1]
€ 30.000,- betaald en aan [medeverdachte 3] € 10.000,-. Daarnaast heeft verdachte ook geregeld dat [medeverdachte 4] in de nacht van 2 op 3 februari 2019 in Nederland was en meereed met en toezicht hield op het transport naar IJmuiden. Verdachte heeft ook zijn broer [medeverdachte 5] betrokken bij de uitvoering van de plannen van de organisatie. Verdachte heeft hem uitvoerig verteld over de plannen en de opbrengsten die hij voor zijn rol bij de invoer van de cocaïne zou krijgen. Hij heeft [medeverdachte 5] ook ingeschakeld om te helpen bij het transport naar IJmuiden op 3 februari 2019 door op de uitkijk te staan en [medeverdachte 4] op te vangen. Tot slot heeft hij ook zijn vrouw [medeverdachte 9] volledig in kennis gesteld van de plannen en de uitvoering daarvan. Hierdoor heeft zij op haar beurt gegevens door kunnen sturen naar [medeverdachte 3] met betrekking tot het transport op 29 januari 2019. Verdachte heeft vervolgens de opbrengst uit de feiten met haar gedeeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat met uitzondering van het transport op 27 september 2018 de tenlastegelegde partijen cocaïne steeds door de politie zijn onderschept. Over zowel de geslaagde als de mislukte transporten heeft verdachte naderhand contact gehad met enkele van de hiervoor genoemde personen. Uiteindelijk is verdachte op 10 juni 2019 aangehouden.
4.3.2.6.2
Wat is een crimineel samenwerkingsverband?
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie is volgens de jurisprudentie een aantal aspecten van belang. Vereist is dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad. Het oogmerk van de criminele organisatie dient te zijn gericht op het plegen van misdrijven. De deelnemers aan zo’n organisatie dienen niet ieder voor zich, maar in het verband van deze organisatie te participeren, zonder dat vereist is dat zij met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Een betrokkene moet weten – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – dat de organisatie het plegen van misdrijven in zijn algemeenheid tot het oogmerk heeft. Een betrokkene hoeft echter geen opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Wetenschap van één of verscheidene concrete misdrijven is evenmin vereist.
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten. Daarbij geldt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
4.3.2.6.3
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit alle in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien dat er sprake is van een organisatie van bij de rechtbank onbekende en bekende personen. Zij werkten samen in een samenwerkingsverband dat gericht was op het invoeren van cocaïne en alle handelingen die vervolgens met die cocaïne kunnen worden verricht. Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een top-down structuur. Onbekend gebleven personen staan aan de top van de organisatie. De invoer vindt plaats in hun opdracht. Zij hebben de leiding over de invoer van de cocaïne en de verdere distributie en/of verwerking van de cocaïne nadat het succesvol binnen Nederland is gebracht. De top beschikt over belangrijke informatie en overziet het geheel. Zij regelt personeel en zorgt dat de organisatie blijft lopen vanaf het moment dat de cocaïne op transport is gegaan in Colombia, tot aan het moment dat het uit de deklading met bananen kon worden gehaald op de bestemming in Nederland. Onderaan de structuur staan de personen die daadwerkelijk op de werkvloer van het criminele bedrijf handelingen verrichten en daarmee een bijdrage leveren aan een deel van de invoer. Hoewel zij niet over alle informatie beschikken, zijn deze uitvoerders wel op hun eigen onderdeel van groot belang om de invoer te laten slagen. In dit onderzoek kunnen naar het oordeel van de rechtbank de in de tenlastelegging genoemde [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] worden gezien als uitvoerders. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband.
De rechtbank ziet verdachte als de verbindende factor tussen de top van organisatie en in ieder geval een deel van de uitvoerders die betrokken waren bij het doorvoeren van de vijf partijen met cocaïne. Verdachte was de noodzakelijke schakel op het tussenstation tussen de haven waar de cocaïne Nederland werd binnengebracht en de eindbestemmingen waar de cocaïne uit de dekladingen is gehaald dan wel zou worden gehaald. Verdachte heeft deze rol actief opgepakt door zelf andere personen te betrekken en in te spelen op veranderingen zoals het ontslag van [medeverdachte 1] en uiteindelijk ook zijn eigen ontslag. De rechtbank ziet hem dan ook als een meewerkende coördinator tussen het management van onbekend gebleven personen en de uitvoerders op de werkvloer.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte contact heeft gehad met steeds dezelfde personen. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier ook niet volgt dat verdachte contact had met meerdere organisaties. Verdachte spreekt nergens over een wijziging van de personen die hem van informatie voorzien. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat het opstarten van een lijn voor de invoer van cocaïne een grote investering in het winnen van vertrouwen van de betrokkenen en veel organisatie met betrekking tot de uitvoering vergt. Dergelijke organisaties worden dan ook opgezet voor een langere termijn en meerdere transporten. Bovendien worden eenmaal opgezette lijnen verdedigd tegen concurrentie van andere organisaties omdat het winstbelang enorm is. Wanneer er sprake is van een machtswissel in de leiding, gaat dit over het algemeen gepaard met fors geweld. Van dergelijk geweld is in de tenlastegelegde periode met betrekking tot onderhavig dossier niets gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de onbekend gebleven personen met wie verdachte contact had steeds personen tot hetzelfde samenwerkingsverband behoorden.
Verdachte heeft zijn rol gedurende meer dan 9 maanden vervuld. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat hij hier zeer actief mee bezig was. Dit was ook nodig om het doel te bereiken dat hij zichzelf had gesteld, namelijk het verdienen van € 1.000.000,- met werk voor de organisatie. Gelet op de duur van de periode en de mate van activiteit van verdachte binnen het samenwerkingsverband, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een duurzame bijdrage aan dit samenwerkingsverband.
4.3.2.6.4
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit alle in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte deel heeft genomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat is gericht op het invoeren van cocaïne en alle handelingen die vervolgens met die cocaïne kunnen worden verricht. Zij stelt vast dat verdachte aan dit criminele en gestructureerde samenwerkingsverband als meewerkend coördinator een duurzame bijdrage heeft geleverd. Zij acht daarom het feit wettig en overtuigend bewezen.