ECLI:NL:RBZWB:2023:4123
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen loonbelasting door de rechtbank
Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken 22/2678, 22/2679 en 22/2680, waarbij belanghebbende, een inwoner van Duitsland, in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaren door de inspecteur, die deze had afgewezen op basis van termijnoverschrijding. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonbelasting over de jaren 2019 tot en met 2021, maar de inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.
Tijdens de zitting op 3 mei 2023 heeft belanghebbende zijn grieven tegen de niet-ontvankelijkverklaring laten varen, waardoor het niet meer in geschil was dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank concludeert dat de bezwaren van belanghebbende niet ontvankelijk zijn, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.
De uitspraak is gedaan door rechter A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft belanghebbende en zijn echtgenote, evenals de inspecteur, gehoord tijdens de zitting, en heeft de relevante feiten en omstandigheden in haar beoordeling meegenomen.