ECLI:NL:RBZWB:2023:4120

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
22/1704
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de NiNbi-beschikking door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende uit Duitsland en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 februari 2022, waarin een beschikking 'Niet in Nederland belastbaar inkomen' (NiNbi) voor het jaar 2019 was vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak op 3 mei 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en haar echtgenoot aanwezig waren, evenals de inspecteur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur het NiNbi ten onrechte op het verkeerde bedrag heeft vastgesteld, omdat er geen aftrekposten in aanmerking zijn genomen. De rechtbank concludeert dat het NiNbi moet worden vastgesteld op € 2.922, na inachtneming van de aftrek eigen woning en specifieke zorgkosten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en vermindert het NiNbi tot het juiste bedrag. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1704

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 februari 2022.
1.1.
De inspecteur heeft voor het jaar 2019 een beschikking ‘Niet in Nederland belastbaar inkomen’ (hierna: NiNbi) vastgesteld. [1]
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende daartegen ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en haar echtgenoot [echtgenoot] en, namens de inspecteur, [inspecteur].
Tegelijk zijn op de zitting behandeld de zaken bij de rechtbank bekend met zaaknummer 22/1704, 22/1705, 22/2678 tot en met 22/2684 en 22/3548.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het NiNbi op het juiste bedrag is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat het NiNbi niet op het juiste bedrag is vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit geschil uit van de volgende feiten:
4.1.
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en is gehuwd met [echtgenoot]. Het echtpaar woont sinds december 1997 in Duitsland in een eigen woning.
4.2.
De woning is een eigen woning is in de zin van de Wet IB 2001 en is gezamenlijk eigendom van het echtpaar. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet meer in geschil is dat voor belanghebbende en haar echtgenoot samen de aftrek eigen woning in 2019 € 8.053 bedroeg en de aftrek specifieke zorgkosten € 5.759.
4.3.
Belanghebbende ontving in 2019 vanuit Nederland een AOW-uitkering van € 9.829.
4.4.
Belanghebbende heeft voor 2019 een opgaaf wereldinkomen gedaan van € 9.829, gelijk aan de AOW-uitkering.
4.5.
Belanghebbende heeft voor 2019 aangifte IB gedaan als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.
4.6.
Bij de vaststelling van de aanslag IB 2019 heeft de inspecteur belanghebbende als niet kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt omdat volgens de inspecteur het inkomen uitsluitend in Duitsland belastbaar is. De inspecteur heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens het verzamelinkomen, op € 0 vastgesteld. De aanslag IB 2019 staat onherroepelijk vast.
4.7.
Met dagtekening 28 januari 2022 heeft de inspecteur de NiNbi-beschikking gegeven, waarbij het NiNbi is vastgesteld op € 9.829.
De beoordeling
5. Op de zitting is komen vast te staan dat bij de vaststelling van het NiNbi ten onrechte geen aftrekposten in aanmerking zijn genomen. Partijen zijn het er over eens geworden dat zowel de aftrek eigen woning als de aftrek specifieke zorgkosten voor de helft bij belanghebbende in aanmerking kan worden genomen. De rechtbank volgt dit gezamenlijke standpunt. Dit betekent dat het NiNbi moet worden vastgesteld op € 2.922 (€ 9.829 min € 4.027 min € 2.880). Daarom is het beroep gegrond.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vermindert het NiNbi tot een bedrag van € 2.922.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar reiskosten voor het bijwonen van de zitting van € 124,32 (222 km x 2 x € 0,28).
De overige door belanghebbende gestelde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert het bij beschikking vastgestelde NiNbi tot € 2.922;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 124,32 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 8a, lid 2, letter b, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.