ECLI:NL:RBZWB:2023:4119

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
21/3233
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de NiNbi-beschikking en het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de NiNbi-beschikking van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, woonachtig in Duitsland, ontving in 2019 een pensioen en een WAO-uitkering vanuit Nederland. De inspecteur had vastgesteld dat het niet in Nederland belastbaar inkomen van de belanghebbende op € 0 was. De rechtbank behandelt het beroep, dat op 3 mei 2023 is behandeld, waarbij partijen zich afmelden voor de zitting. De rechtbank onderzoekt of de belanghebbende ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank concludeert dat de inspecteur geen reden had om de belanghebbende niet te horen, maar dat dit gebrek niet tot benadeling heeft geleid, omdat er geen geschil bestond over de feiten die relevant zijn voor de NiNbi-beschikking. De rechtbank bevestigt dat de NiNbi-beschikking juist is, aangezien Nederland belasting mag heffen op het pensioen en de WAO-uitkering van de belanghebbende. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank wijst ook verzoeken om schadevergoeding en het horen van derden af. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3233

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 juli 2021.
1.1.
De inspecteur heeft voor het jaar 2019 een beschikking ‘Niet in Nederland belastbaar inkomen’ (hierna: NiNbi-beschikking) vastgesteld (beschikkingsnummer [nummer]).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Feiten

2. Belanghebbende woont sinds 6 juni 2017 in Duitsland.
2.1.
In 2019 ontving belanghebbende vanuit Nederland een pensioen van het [pensioen] Pensioenfonds van € 4.143 en een WAO-uitkering van het UWV van € 22.352, samen € 26.495.
2.2.
Met dagtekening 3 april 2021 heeft de inspecteur de NiNbi-beschikking 2019 gegeven, waarbij het wereldinkomen van belanghebbende is vastgesteld op € 26.495 en het niet in Nederland belastbaar inkomen op € 0.

Beoordeling door de rechtbank

Niet horen in de bezwaarfase
3. De rechtbank zal eerst beoordelen of belanghebbende ten onrechte niet is gehoord voordat de inspecteur op het bezwaar heeft beslist.
3.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.2.
De reden die de inspecteur aanvoert voor het niet (meer) horen in de bezwaarfase, namelijk dat belanghebbende zijn voicemail heeft ingesproken en belanghebbende slechts zijn standpunt heeft herhaald, is naar het oordeel van de rechtbank geen grond om het horen achterwege te laten. Dit gebrek kan gepasseerd worden indien belanghebbende niet is benadeeld doordat hij niet is gehoord. Daarbij moet in de overweging worden betrokken enerzijds dat de hoorplicht geen dode letter mag worden en anderzijds dat de belanghebbende niet gebaat is bij een vernietiging van de uitspraak op het bezwaar die slechts een herhaling van zetten oplevert en de duur van de procedure verlengt.
3.3.
De punten die belanghebbende in bezwaar wilde bespreken zien op de inhouding van loonheffing en op de toepassing van de heffingskorting. Deze punten zijn niet relevant voor de vaststelling van het niet in Nederland belastbaar inkomen. Uit al hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd kan de rechtbank niet anders afleiden dan dat over de feiten die van belang zijn voor het vaststellen van het niet in Nederland belastbaar inkomen, namelijk (de hoogte van) het pensioen van [pensioen] en de WAO-uitkering, geen geschil bestaat. Nu omtrent de van belang zijnde feiten tussen de partijen dus kennelijk geen verschil van mening bestaat, is belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank door het niet-horen in de bezwaarfase niet benadeeld. Daarom passeert de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb. De rechtbank zal hierna beoordelen of de NiNbi-beschikking juist is.
De NiNbi-beschikking
4. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft vastgesteld bestaat over de feiten die van belang zijn voor vaststellen van het niet in Nederland belastbaar inkomen geen geschil. Belanghebbende heeft in 2019 een pensioen en een WAO-uitkering uit Nederland genoten. In het Belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland is bepaald dat Nederland hierover belasting mag heffen. [1] Dit betekent dat de NiNbi-beschikking, waarbij het niet in Nederland belastbare inkomen is vastgesteld op nul, juist is. Het beroep is ongegrond.
Andere aanslagen en beschikkingen
5. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift nog geklaagd over belastingaanslagen en beschikkingen zorgtoeslag uit 2017 en 2018. Hierover kan de rechtbank niet oordelen omdat hiertegen eerst bezwaar moet worden gemaakt en thans geen uitspraken op dergelijke bezwaren aan de orde zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding het beroep van belanghebbende mede aan te merken als bezwaar tegen andere aanslagen en beschikkingen en door te sturen aan de inspecteur. Het bezwaar, zo daar al sprake van is, is niet binnen 6 weken ontvangen en de rechtbank ziet geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Horen van derden
6. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om een aantal personen te horen. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding, reeds omdat er geen reden is om te veronderstellen dat die personen iets kunnen verklaren dat van belang is voor de NiNbi-beschikking.
Schadevergoeding
7. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank is niet bevoegd om over dit verzoek te oordelen omdat veroordeling tot betaling van een schadevergoeding alleen mogelijk is bij een gegrond beroep. [2] Nu van een gegrond beroep geen sprake is, wordt niet aan deze voorwaarde voldaan. De vordering tot vergoeding van schade kan uitsluitend bij de civiele rechter worden ingesteld.
Verzet tegen dwangbevelen
Belanghebbende heeft de rechtbank ook verzocht om zijn verzet tegen dwangbevelen van de ontvanger door te sturen naar de civiele rechter. Dat kan de rechtbank niet doen omdat de procedure bij de civiele rechter een ander systeem heeft dan de procedure bij de belastingrechter.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de NiNbi-beschikking blijft bestaan. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 17, tweede lid, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, Berlijn, 12-04-2012, tekst 2019.
2.Artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit wetsartikel is nog van toepassing op basis van overgangsrecht waarin is voorzien bij de invoering van titel 8.4 van de Awb, te weten artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50) in samenhang bezien met de omstandigheid dat artikel 4:126 van de Awb nog niet in werking is getreden (vgl. Stb. 2013, 162).