ECLI:NL:RBZWB:2023:4093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5089
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik en geschiktheidseisen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren wegens drugsmisbruik. Eiser, die sinds 1997 in het bezit is van een rijbewijs voor de categorieën AM, B en BE, werd op 29 september en 11 oktober 2021 door de politie aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van drugs. Bij beide aanhoudingen werd een te hoge hoeveelheid amfetamine in zijn bloed aangetroffen. Het CBR besloot op 24 november 2021 een onderzoek naar zijn drugsgebruik op te leggen en schorste de geldigheid van zijn rijbewijs. Na een psychologisch onderzoek concludeerde de psychiater dat er sprake was van misbruik van amfetamine, wat leidde tot de ongeldigverklaring van het rijbewijs op 16 mei 2022.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het CBR handhaafde het besluit. Tijdens de zitting op 26 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het CBR aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet geschikt is om te rijden, gezien de resultaten van het bloedonderzoek en de verklaringen van eiser zelf. De rechtbank wijst erop dat de conclusie van de psychiater zorgvuldig is tot stand gekomen en dat er geen reden is om aan de juistheid van het bloedonderzoek te twijfelen.

De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het CBR zouden verplichten om af te zien van de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, maar de rechtbank stelt dat de regelgeving dwingend is en geen ruimte biedt voor een belangenafweging. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5089 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.F.E. Sprenkels),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen(
het CBR)
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het CBR om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren wegens drugsmisbruik.
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 september 2022 heeft het CBR dat besluit gehandhaafd. Eiser heeft beroep ingesteld.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het CBR. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich één dag voor de zitting afgemeld.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is sinds 15 januari 1997 in het bezit van een rijbewijs voor de categorieën AM, B en BE. Op 29 september 2021 en op 11 oktober 2021 is eiser door de politie aangehouden op verdenking van het rijden onder invloed van drugs. [1] In de door de politie opgemaakte processen-verbaal is opgenomen dat eiser bij beide aanhoudingen een meer dan toegestane hoeveelheid amfetamine in zijn bloed had. [2]
2.1
Het CBR heeft op 30 september 2021 en 10 november 2021 schriftelijke mededelingen [3] van de politie ontvangen van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid, dan wel de geschiktheid, vereist voor het besturen van motorrijtuigen in de categorieën waarvoor het rijbewijs is afgegeven.
2.2
Bij besluit van 24 november 2021 heeft het CBR aan eiser een onderzoek naar zijn drugsgebruik opgelegd en de geldigheid van eisers rijbewijs geschorst [4] . Daaraan heeft het CBR ten grondslag gelegd dat uit informatie van de politie het vermoeden is ontstaan van rijden onder invloed van drugs. Dat maakt dat er twijfels zijn of het wel veilig is dat eiser een rijbewijs heeft en deelneemt aan het verkeer. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
2.3
Een psychiater heeft onderzoek verricht naar het drugsgebruik van eiser. Deze psychiater heeft geconcludeerd dat misbruik van amfetamine ‘in de zin der wet’ aannemelijk is geworden. Daarbij is in het rapport vermeld dat sinds 12 oktober 2021 sprake lijkt te zijn van remissie van dit misbruik. [5]
2.4
Bij besluit van 16 mei 2022 (primair besluit) heeft het CBR vastgesteld dat eiser niet geschikt is om te rijden en dat zijn rijbewijs daarom ongeldig wordt verklaard. [6] .
2.5
Eiser heeft bezwaar gemaakt.
2.6
Bij het bestreden besluit heeft het CBR de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het CBR eiser terecht niet geschikt heeft verklaard om te rijden en zijn rijbewijs ongeldig heeft verklaard vanaf 12 oktober 2021. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1
Eiser heeft – samengevat – in beroep aangevoerd dat geen sprake is van (structureel) drugsgebruik en al helemaal niet van het regelmatig rijden onder invloed van drugs. De besluitvorming door het CBR is onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd. Hij heeft op 11 oktober 2021 niet gereden onder de invloed van amfetamine. Wel heeft hij voorafgaand aan de autorit Ritalin ingenomen tegen de vermoeidheid, in verband met zijn slaap- en vermoeidheidspathologie. Ook had het CBR zich niet mogen baseren op het rapport van de psychiater. Die is enkel door de geconstateerde onderrapportage tot de diagnose misbruik van amfetamine in de zin der wet gekomen. In alle overige door de psychiater verrichte onderzoeken zijn geen aanwijzingen voor misbruik van middelen gevonden. De conclusie van de psychiater is wel erg kort door de bocht. Bovendien heeft eiser zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het CBR onjuiste feiten aan haar besluitvorming ten grondslag gelegd?
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij op 11 oktober 2021 niet gereden heeft onder invloed van drugs. Wel heeft hij voorafgaand aan de autorit Ritalin ingenomen tegen de vermoeidheid, in verband met zijn slaap- en vermoeidheidspathologie.
5.1
Het CBR heeft aangevoerd dat zowel uit het bloedonderzoek als uit de eigen verklaringen van eiser blijkt dat hij op 11 oktober 2021 onder invloed van amfetamine heeft gereden. Het hoge amfetaminegehalte in het bloed van eiser kan niet door Ritalin worden verklaard. De werkzame stof in Ritalin is methylfenidaat en bij de bepaling van de amfetamine-spiegel in het bloed wordt deze stof niet meegenomen.
5.2
Deze grond slaagt niet. In het proces-verbaal van verhoor [7] dat ziet op de aanhouding op 11 oktober 2021 verklaart eiser dat hij de afgelopen 48 uur MDMA en nog een soort drugs heeft gebruikt. Daarnaast is in de anamnese van zijn opname op de spoedeisende hulp opgenomen dat eiser aangeeft dat hij een pilletje heeft genomen waarvan hij denkt dat het MDMA was en dat hij wat speed heeft gesnoven. Deze eigen verklaringen van eiser worden ondersteund door de resultaten van het bloedonderzoek. Uit het bloedonderzoek – uitgevoerd door een klinisch farmacoloog van het Maasstad ziekenhuis – blijkt dat eisers bloed ten tijde van de aanhouding op 11 oktober 2021 1100 microgram amfetamine per liter bevatte. De wettelijke grenswaarde is 50 microgram amfetamine per liter bloed. [8]
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de eerdere verklaringen van eiser en de juistheid van het bloedonderzoek te twijfelen. Dit onderzoek is uitgevoerd door een deskundige, eiser daarentegen heeft ervoor gekozen om zelf geen tegenonderzoek naar zijn bloed te laten verrichten. Ook heeft eiser geen verklaring van een deskundige ingebracht waaruit blijkt dat het hoge amfetaminegehalte wel wordt veroorzaakt door het gebruik van Ritalin.
Dat maakt dat het CBR terecht is uitgegaan van rijden onder invloed van drugs door eiser op 11 oktober 2021.
Heeft het CBR haar besluitvorming mogen baseren op het rapport van de ingeschakelde psychiater?
6. Eiser heeft aangevoerd dat enkel de geconstateerde onderrapportage de psychiater leidt tot de diagnose misbruik van amfetamine in de zin der wet. In alle overige door deze psychiater verrichte onderzoeken zijn geen aanwijzingen voor misbruik van middelen gevonden. Eiser vindt de conclusie van de psychiater wel erg kort door de bocht.
6.1
Het CBR heeft gesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de inhoud van het keuringsrapport en de conclusies van de deskundige, de keurend psychiater,.
6.2
Ook deze grond slaag niet. Zoals wordt bevestigd in jurisprudentie [9] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) – de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken – is er slechts aanleiding om een op een psychiatrisch rapport gebaseerd besluit van het CBR niet in stand te laten, indien het psychiatrisch rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren.
Eiser heeft niet concreet gemaakt waarom aan de bevinding van onderrapportage zou moeten worden getwijfeld. Eisers stelling dat hij geen amfetamine had gebruikt maar Ritalin is meer een onderbouwing van de onderrapportage. Zoals hiervoor is overwogen, werd bij het bloedonderzoek dat is verricht naar aanleiding van eisers aanhouding op 11 oktober 2021, 1100 microgram amfetamine per liter bloed gevonden en is het onmogelijk dat dat resultaat kan worden verklaard door de gestelde inname van Ritalin.
Dat ten tijde van het opgelegde onderzoek bij de andere verrichte onderzoeken geen aanwijzingen voor misbruik van middelen zijn gevonden, maakt niet dat aan de conclusie van onderrapportage geen doorslaggevende waarde mag worden toegekend. Dat uit het bloedonderzoek, dat ook onderdeel uitmaakte van het opgelegde onderzoek, geen gebruik van amfetamine bleek, maakt slechts dat geconcludeerd moet worden dat eiser niet kort voor dat onderzoek amfetamine had gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de psychiater dat door het CBR aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd, op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en dat inzichtelijk is weergegeven hoe tot de conclusie misbruik der middelen is gekomen.
Dit betekent dat het CBR dit rapport aan haar besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
Zijn er dermate bijzondere omstandigheden waardoor het CBR af had moeten zien van het ongeldig verklaren van het rijbewijs?
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als chauffeur en kraanmachinist bij een grondverzetbedrijf.
7.1
Het CBR heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van regelgeving van dwingendrechtelijke aard, waardoor geen ruimte is voor een belangenafweging. Bovendien had eiser ten tijde van het onderzoek een ziektewetuitkering. Ook heeft eiser tot op heden [10] nog geen gezondheidsverklaring ingediend om in bezit te komen van een nieuw rijbewijs.
7.2
Deze grond van eiser slaagt ook niet. Het CBR stelt terecht dat in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: Regeling) geen ruimte is voor een belangenafweging. Wel kan in zeer uitzonderlijke gevallen de in de Regeling dwingend voorgeschreven schorsing van de geldigheid van het rijbewijs buiten toepassing worden gelaten als de gevolgen hiervan onevenredig uitwerken. [11]
Naar het oordeel van de rechtbank wijkt de situatie van eiser niet bijzonder af van andere personen van wie het rijbewijs ongeldig is verklaard en die voor hun werk afhankelijk zijn van hun rijbewijs. De rechtbank ziet geen zodanig zwaarwegende gevolgen dat de dwingendrechtelijk voorgeschreven ongeldigverklaring van het rijbewijs in dit geval onevenredig moet worden geacht.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De griffier is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Op 11 oktober 2021 heeft eiser een ongeval veroorzaakt en is hij voor onderzoek meegenomen naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis.
2.Uit artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet gelezen in samenhang met artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer volgt dat het verboden is met meer dan 50 microgram amfetamine per liter bloed een voertuig te besturen. Uit het bloedonderzoek dat is verricht naar aanleiding van de aanhouding op 29 september 2021 blijkt dat eiser met 1300 microgram amfetamine per liter bloed heeft gereden. Bij het bloedonderzoek dat ziet op de aanhouding op 11 oktober 2021 gaat het om met 1100 microgram amfetamine per liter bloed.
3.Dit zijn schriftelijke mededelingen zoals bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
4.Dit is geregeld in de artikelen 131, eerste lid, onder b en artikel 133, eerste lid, van Wegenverkeerswet 1994..
5.Uit paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 volgt dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen zoals drugs een specialistisch rapport is vereist.
6.Uit artikel 27 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 volgt dat het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat de betrokkene niet voldoet aan de in de Regeling eisen geschiktheid 2000 vastgestelde eisen met betrekking tot de geestelijke geschiktheid voor het besturen van één of meer categorieën motorrijtuigen.
7.Dit is het proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 oktober 2021 om 4:45 uur.
8.Artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
9.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:2124.
10.Tijdens de zitting op 26 mei 2023 heeft de gemachtigde van het CBR aangegeven dat eiser nog geen gezondheidsverklaring heeft ingediend.
11.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:1433.