Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser
het CBR)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren wegens drugsmisbruik. Eiser, die sinds 1997 in het bezit is van een rijbewijs voor de categorieën AM, B en BE, werd op 29 september en 11 oktober 2021 door de politie aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van drugs. Bij beide aanhoudingen werd een te hoge hoeveelheid amfetamine in zijn bloed aangetroffen. Het CBR besloot op 24 november 2021 een onderzoek naar zijn drugsgebruik op te leggen en schorste de geldigheid van zijn rijbewijs. Na een psychologisch onderzoek concludeerde de psychiater dat er sprake was van misbruik van amfetamine, wat leidde tot de ongeldigverklaring van het rijbewijs op 16 mei 2022.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het CBR handhaafde het besluit. Tijdens de zitting op 26 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het CBR aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet geschikt is om te rijden, gezien de resultaten van het bloedonderzoek en de verklaringen van eiser zelf. De rechtbank wijst erop dat de conclusie van de psychiater zorgvuldig is tot stand gekomen en dat er geen reden is om aan de juistheid van het bloedonderzoek te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het CBR zouden verplichten om af te zien van de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, maar de rechtbank stelt dat de regelgeving dwingend is en geen ruimte biedt voor een belangenafweging. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand.