ECLI:NL:RBZWB:2023:4067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2769
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot aanpassing van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om aanpassing van gegevens in de Basisregistratie Personen (brp) beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. K.L. Sett, had eerder een verzoek ingediend dat op 7 januari 2020 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen was afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een besluit van 19 mei 2022, waarop eiser in beroep ging. De rechtbank behandelde de zaak op 23 maart 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college en een tolk.

De rechtbank onderzoekt of het college terecht heeft geweigerd de gegevens in de brp aan te passen. Eiser stelt dat de gegevens in de brp onjuist zijn en dat hij met de overgelegde brondocumenten, waaronder een Chinees paspoort en een oude id-kaart, voldoende bewijs heeft geleverd. De rechtbank benadrukt dat de gegevens in de brp betrouwbaar moeten zijn en dat de verzoeker moet aantonen dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn. De rechtbank concludeert dat de overgelegde documenten niet voldoende zijn om de gevraagde wijziging te rechtvaardigen, omdat er twijfels zijn over de authenticiteit en de juistheid van de gegevens.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het college terecht heeft geweigerd de gegevens in de brp aan te passen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2769 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. K.L. Sett),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om aanpassing van de gegevens in de Basisregistratie persoonsgegevens (brp).
Het college heeft eisers verzoek met het besluit van 7 januari 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 mei 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en [vertegenwoordiger verweerder] namens het college. Tevens was [tolk] als tolk aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eiser is in de brp ingeschreven met de voornaam [voornaam] , geslachtsnaam [naam eiser] , geboren op [geboortedatum] te [plaatsnaam2] (China). Deze gegevens zijn ontleend aan de op 14 september 2000 door eiser afgelegde Verklaring onder Ede.
Op 10 augustus 2019 heeft eiser verzocht om aanpassing van zijn gegevens in de brp.
Bij besluit van 7 januari 2020 heeft het college het verzoek van eiser afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft geweigerd de gegevens in de brp aan te passen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt eiser
4. Eiser heeft erop gewezen dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 mei 2022 een uitspraak heeft gedaan waarbij het eerdere toetsingskader is genuanceerd. De gegevens die opgenomen zijn in de brp zijn gebaseerd op zijn onder ede afgelegde verklaring. De bij zijn verzoek om aanpassing overgelegde stukken zijn hoger in rang en gaan voor op de verklaring onder ede. Eiser is van mening dat hij met de door hem overgelegde brondocumenten in combinatie met de DNA-rapportage voldoende heeft aangetoond dat de door hem in zijn wijzigingsverzoek genoemde persoonsgegevens juist zijn. De thans geregistreerde persoonsgegevens in de brp zijn dus onjuist.
Eiser heeft gesteld dat de authenticiteit van het Chinees paspoort van 28 december 2018 vaststaat en aangemerkt moet worden als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, sub d van de Wet brp. Het college heeft volgens eiser geen concrete aanwijzingen aangedragen waaruit blijkt dat geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van het paspoort. De in het Chinees paspoort vermelde identiteit komt terug in de overgelegde gelegaliseerde notariële verklaringen. De gelegaliseerde notariële geboorteakte heeft het Bureau documenten als echt verklaard.
Van de gelegaliseerde hukou en PSB-gegevens zijn alleen kopieën overgelegd. Met verwijzing naar de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling heeft eiser gesteld dat, ondanks het ontbreken van het origineel, deze stukken als volwaardige brondocumenten kunnen worden aangemerkt. Eiser heeft ook nog verwezen naar de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken. Overlegging van gelegaliseerde documenten betekent dat de bevoegde autoriteiten voor de geldigheid van die documenten instaan. Eiser is van mening dat het aannemelijk is dat de Chinese notaris haar verklaring in de gelegaliseerde notariële geboorteakte heeft gebaseerd op de hukou en/of de PSB-verklaring. De notariële verklaringen moeten daarom worden aangemerkt als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, sub c, van de wet BRP. Ook de Chinese id-kaart is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, sub d, van de wet BRP. De id-kaart en het door eiser overgelegde diploma dateren van voor zijn komst naar Nederland. Hieruit blijkt dat eiser onder die persoonsgegevens die hij heeft opgegeven bij zijn wijzigingsverzoek bekend stond.
Standpunt college
5. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat, ook op basis van de recente rechtspraak, het bevoegd gezag een wijzigingsverzoek kritisch moet beoordelen. Ook als het genuanceerde toetsingskader moet worden toegepast is het college van mening dat het verzoek van eiser afgewezen moet worden.
Er zijn volgens het college concrete aanwijzingen om te twijfelen dat het onderzoek voor afgifte van het paspoort behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe de identiteit is vastgesteld. Uit niets blijkt dat dat er voorafgaand aan de afgifte van het paspoort een bewijs van verblijf in Nederland en een oud verlopen paspoort door eiser is overgelegd, terwijl dit laatste wel volgt uit het ambtsbericht van 2012.
Verder heeft het college gesteld dat er geen directe relatie te leggen is tussen het paspoort en de overgelegde documenten. Het college heeft verwezen naar het id-nummer dat op de overige documenten vermeld staat. Dit is niet het id-nummer van de id-card uit 1988 en ook het paspoort heeft hieraan niet ten grondslag gelegen.
Met betrekking tot de overgelegde notariële akten betwist het college dat de akten als brondocument aangemerkt kunnen worden. Het college verwijst naar het onderzoek dat door het bureau documenten heeft plaatsgevonden. Hoewel de akten als echt zijn beoordeeld, zegt dit niets over de inhoud van de akte. Het college merkt op dat het brondocument genoemd in document met nummer 1972 (de authentieke geboorteakte) niet is overgelegd. Het is onduidelijk op basis waarvan deze akte is afgegeven. Het is aan eiser om hierover duidelijkheid te verschaffen. Verder is het college van mening dat eiser de originele hukou over moet leggen.
Concluderend stelt het college dat er geen authentieke brondocumenten zijn overgelegd, zodat aan een inhoudelijke bespreking van de overgelegde (kopieën van) documenten niet wordt toegekomen. Er zijn geen redenen gebleken waarom de onderliggende documenten niet overgelegd konden worden.
Het college is van oordeel dat het niet buiten redelijke twijfel is dat uit de overgelegde documenten volgt dat de gegevens waarvan eiser wijziging vraagt juist zijn.
Beoordeling rechtbank
6. Naar vaste rechtspraak moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. [1]
7. Bij uitspraak van 4 mei 2022 heeft de Afdeling de toetsingsmaatstaf uit haar eerdere rechtspraak genuanceerd, in die zin dat voor wijziging van geregistreerde gegevens niet langer is vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Zoals de Afdeling heeft overwogen in deze uitspraak, moet voortaan worden beoordeeld of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd. [2]
8. Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag beantwoord moet worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd. [3]
9. De rechtbank stelt vast dat het door eiser overgelegde Chinese paspoort en de oude id-kaart uit 1988 aangemerkt moeten worden als een brondocument. Dit betekent echter niet zondermeer dat de daarin vermelde feiten moeten worden verwerkt in de brp. Uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt ook als het overgelegde brondocument een paspoort is. Wel geldt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan. [4]
10. Eiser heeft eerst ter zitting een verklaring gegeven op basis waarvan het paspoort in Italië is verstrekt. Volgens eiser heeft hij bij zijn paspoortaanvraag de volgende gegevens overgelegd: een aanvraagformulier met persoonsgegevens, het Chinese id-kaart-nummer, de namen van zijn ouders, zijn oude Chinese id-kaart uit 1988, een kopie van de hukou van zijn ouders en een gelegaliseerde notariële akte met betrekking tot de geboorte-akte.
11. De rechtbank is van oordeel dat met de door eiser ter zitting gegeven toelichting onvoldoende duidelijk is geworden dat er een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van het paspoort. Zoals het college terecht heeft opgemerkt komt het nummer op de door eiser overgelegde id-kaart uit 1988 niet overeen met het nummer vermeld in de gelegaliseerde akten. Het is dan ook niet duidelijk dat eiser dezelfde persoon is als vermeld op de id-kaart uit 1988. Eisers stelling ter zitting dat de notaris mogelijk een fout heeft gemaakt, dan wel dat er nadien een nieuwe Chinese id-kaart met een ander nummer is afgegeven, is onvoldoende om de twijfel hierover weg te nemen. Nu deze id-kaart volgens eiser ten grondslag heeft gelegen aan de afgifte van het paspoort is daarmee onvoldoende gebleken dat er een verband bestaat tussen eiser en het overgelegde paspoort. Hetzelfde geldt voor de oude id-kaart uit 1988. Hoewel beide documenten aangemerkt kunnen worden als brondocumenten is daarmee dus niet aangetoond dat de gegevens op die documenten betrekking hebben op eiser.
12. Met betrekking tot de gelegaliseerde Chinese stukken merkt de rechtbank het volgende op. Uit het onderzoek van Bureau documenten blijkt dat van de onderliggende documenten alleen kopieën zijn overgelegd. Dit wordt ook niet betwist door eiser. Als regel geldt dat de originele brondocumenten overgelegd moeten worden. Hoewel in voorkomende gevallen volstaan kan worden met kopieën, geldt dit alleen als het niet mogelijk is om de originele documenten over te leggen, bijvoorbeeld omdat deze niet verstrekt worden door de registerhouder. [5] Eiser heeft niet gemotiveerd gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat het niet mogelijk was om de originele documenten over te leggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, bij gebreke van originele documenten, de gelegaliseerde Chinese stukken niet als brondocument aangemerkt kunnen worden.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat alleen het paspoort en de Chinese id-kaart als brondocument kunnen worden aangemerkt. Uit deze brondocumenten volgt echter niet buiten redelijke twijfel dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn.
14. Aan een beoordeling van het door eiser overlegde DNA-rapport of het schooldiploma komt de rechtbank niet toe. De uitkomsten van een DNA-onderzoek en het diploma hebben namelijk een aanvullend karakter ten opzichte van de gegevens uit brondocumenten en kunnen deze daarom niet geheel vervangen.

Conclusie en gevolgen

15. Uit alles wat hiervoor is overwogen volgt dat het college terecht heeft geweigerd de gegevens in de brp aan te passen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier op 12 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Wet Basisregistratie persoonsgegevens
Artikel 1.2
Er is een basisregistratie personen. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over de ingezetenen van Nederland. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over niet-ingezetenen voor zover deze wet daarin voorziet.
Artikel 2.7, eerste lid, onder a, ten eerste
In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1°gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
Artikel 2.8, tweede lid,
De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Artikel 2.10, tweede lid
Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Artikel 2.58, eerste en tweede lid
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.