ECLI:NL:RBZWB:2023:4063
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV over beëindiging WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de beëindiging van haar WW-uitkering. Eiseres ontving sinds 1 september 2020 een WW-uitkering, maar het UWV heeft in een besluit van 1 juni 2022 bepaald dat deze uitkering per 1 mei 2022 niet meer wordt uitbetaald, omdat zij verwijtbaar werkloos zou zijn geraakt door zelf ontslag te nemen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft haar bezwaren ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 17 mei 2023 is eiseres niet verschenen, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door mr. H.J.J. Verhoeven. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres had een tijdelijk dienstverband als productiemedewerker, maar heeft ontslag genomen omdat zij de werkzaamheden als te zwaar en onveilig ervoer. Het UWV heeft echter gesteld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een acute noodzaak voor het ontslag.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres verwijtbaar werkloos is geraakt. Eiseres had de mogelijkheid om haar zorgen over de veiligheid en de werkomstandigheden te bespreken met haar werkgever, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank wijst erop dat het aan de werknemer is om aan te tonen dat er geen verwijtbare werkloosheid is. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV om de WW-uitkering niet uit te betalen.