Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 15 juni 2022, waarbij de verdachte met een stanleymes in het been van het slachtoffer, [slachtoffer01], zou hebben gestoken. Tijdens de zitting op 26 mei 2023 heeft de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, betoogd dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, omdat er geen sprake was van opzet op het overlijden van het slachtoffer. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de poging tot doodslag en stelde dat er sprake was van noodweer of noodweerexces.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer op de avond van het incident in een migrantenhotel aanwezig waren en dat er een ruzie was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair tenlastegelegde poging tot doodslag, omdat er geen bewijs was voor opzet op het overlijden van het slachtoffer. Evenzo was er onvoldoende bewijs voor de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, omdat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De rechtbank merkte op dat de handeling van de verdachte, het steken met een mes, op zichzelf een verwijtbare strafbare gedraging was, maar dat mishandeling niet tenlastegelegd was.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de poging tot doodslag als de poging tot zware mishandeling. Tevens werd de teruggave van het in beslag genomen stanleymes gelast en werd de voorlopige hechtenis opgeheven, die eerder al was geschorst. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. T.M. Brouwer, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.