Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het verzoek
3.Feiten
“Voorzitter: (…) De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er nog een strafvorderlijk belang bij voortzetting van de vervolging aanwezig is, ook na 10 jaar. (…) Wanneer de vervolging niet wordt voortgezet zou dat betekenen dat het geld teruggaat naar verdachte(n), terwijl dat geld niet eerlijk lijkt te zijn verkregen.
4.De gronden van het verzoek
het geld niet eerlijk lijkt te zijn verkregen.”Hierdoor is sprake van een feit (de opmerking) en een omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Een rechter die zich in een witwaszaak zonder financieel onderzoek en voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van de feiten uitlaat over de in zijn ogen ogenschijnlijk kwalijke herkomst (“niet eerlijk”) van gelden, hetgeen ten laste is gelegd en onderdeel uitmaakt van de bewijsvraag, laadt de schijn van vooringenomenheid op zich. Tegen de achtergrond van hoe het werd gezegd, waaraan het werd verbonden (het strafvorderlijk belang afgemeten aan onder andere de hoogte van het in beslaggenomen geldbedrag) en de erkenning van de rechter dat het een ongelukkige uitlating was, is de vrees van de zijde van verzoeker dat de rechter vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd. Het gaat erom hoe de opmerking van de voorzitter op verzoeker overkomt. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de gemachtigde naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2023:975).
5.Het standpunt van de rechter
6.De beoordeling
“Jij kwam aanfietsen.”. Van een dergelijke feitelijke vaststelling is in deze zaak geen sprake, zoals hiervoor in 6.5 is overwogen. Reeds om die reden gaat de vergelijking met de voornoemde uitspraak naar het oordeel van de wrakingskamer niet op.
7.De beslissing
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak met parketnummer 02/800355-13 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van dit verzoek.