ECLI:NL:RBZWB:2023:3975

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
C/02/409926 / HA RK 23-101
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

Op 5 juni 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van mr. Eijssen behandeld. Het verzoek werd ingediend door de gemachtigde van [verzoeker01], die stelde dat er sprake was van een schijn van partijdigheid van de rechter. Dit verzoek volgde op de beslissing van de rechter om een door de wederpartij te laat ingediende conclusie van antwoord toe te laten tot de processtukken. De gemachtigde betwistte de tijdigheid van deze conclusie en verzocht om deze buiten beschouwing te laten, alsook om de mogelijkheid voor [verzoeker01] om te reageren bij conclusie van repliek. De griffier had echter bevestigd dat de rechter bij zijn beslissing bleef en de conclusie van antwoord accepteerde.

De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om aan deze onpartijdigheid te twijfelen. De aangevoerde gronden van de gemachtigde werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing van de rechter om de conclusie van antwoord toe te laten een procesbeslissing is, waarover geen oordeel kan worden gegeven door de wrakingskamer, tenzij er sprake is van objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond, zonder dat een mondelinge behandeling nodig was. De beslissing werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De behandeling van de onderliggende zaak met nummer 10471302 CV EXPL 23-1554 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/409926 / HA RK 23-101
beslissing van 5 juni 2023 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker01] ,
verder te noemen: verzoeker,
gemachtigde:
[bedrijf01] B.V. h.o.d.n. [bedrijf02] , dhr. [naam01],
verder ook te noemen: gemachtigde.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier met nummer 10471302 CV EXPL 23-1554;
  • het wrakingsverzoek ontvangen per e-mailbericht op 25 mei 2023 om 11:55 uur met de daaraan voorafgaande e-mailcorrespondentie tussen de gemachtigde en de griffier, vanaf 24 mei 2023 om 16:06 uur.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Eijssen, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer 10471302 CV EXPL 23-1554.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Door gemachtigde is, kort weergegeven, aangevoerd dat de schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat uit het navolgende.
Gemachtigde voert aan dat een door de wederpartij evident te laat ingediende conclusie van antwoord door de rolrechter is toegelaten tot de processtukken. Gemachtigde betwist dat de conclusie van antwoord tijdig is verstuurd, ondanks de uitgebreide toelichting van de griffier per e-mailbericht op 24 mei 2023 om 16:06 uur. Hij verzoekt primair om de conclusie van antwoord buiten beschouwing te laten omdat het te laat is ingediend en subsidiair om [verzoeker01] de mogelijkheid te geven om te reageren bij conclusie van repliek. Daarop heeft de griffier op 25 mei om 10:45 uur per e-mailbericht medegedeeld dat de rechter bij haar beslissing blijft om de conclusie van antwoord van de wederpartij te accepteren en toegelicht waarom een conclusie van repliek niet wordt toegestaan. Vervolgens heeft de gemachtigde kenbaar gemaakt de rolrechter te wraken.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door gemachtigde aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door gemachtigde geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
4.4.
Gemachtigde heeft aangevoerd dat door de rechter een in zijn ogen evident te laat ingediende conclusie van antwoord door de wederpartij is geaccepteerd. Hieruit blijkt dan ook de vooringenomenheid en partijdigheid van de (rol)rechter stelt gemachtigde.
4.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing van de rechter om de ingediende conclusie van antwoord toe te laten tot de processtukken, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door gemachtigde onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. Reden hiervoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is niet onderbouwd en hiervan is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet gebleken.
4.6.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.7.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met nummer 10471302 CV EXPL 23-1554 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 5 juni 2023 door mr. Peters, mr. Zander en mr. Hertsig, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Rockx, griffier.
De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.