Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van Hoorn, heeft beroep aangetekend tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een bijgebouw op een perceel in Breda. Het college had op 27 januari 2022 een vergunning verleend voor het bouwen van een vrijstaand bijgebouw, dat onder andere een fietsenberging, tuinberging, atelier en hobbyruimte omvat. Eiser betwistte de vergunning, met name omdat het bouwplan in strijd zou zijn met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Wonen' heeft en een maximale oppervlakte voor bijgebouwen van 60 m² voorschrijft.
De rechtbank heeft de zaak op 16 maart 2023 behandeld. Eiser stelde dat het college ten onrechte de gehele oppervlakte van het kavel als perceel had aangemerkt en dat de afwijkingen van het bestemmingsplan niet correct waren berekend. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden de omgevingsvergunning had verleend, en dat de beleidsregels correct waren toegepast. De rechtbank concludeerde dat de vergunning in stand kon blijven, omdat het college zich aan de beleidsregels had gehouden en de oppervlakte van het kadastrale perceel correct had meegenomen in de berekeningen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding om het college te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.