Op 27 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 9 december 2022, waarin zijn beroep tegen een naheffingsaanslag niet-ontvankelijk was verklaard. De belanghebbende had geen kopie van het bestreden besluit ingediend en niet duidelijk gemaakt tegen welk besluit hij beroep had ingesteld. In het verzet voerde de belanghebbende aan dat hij door gezondheidsbeperkingen niet in staat was zijn administratie goed bij te houden, en dat zijn kinderen hem daarbij probeerden te helpen, maar dat dit niet altijd goed ging. Hij stelde alsnog een kopie van het bestreden besluit te willen overleggen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet tijdig was gebeurd en dat de omstandigheden van de belanghebbende geen reden waren om te oordelen dat hij niet in verzuim was geweest.
De rechtbank benadrukte dat het verzuim, het ontbreken van het bestreden besluit bij de indiening van het beroepschrift, niet in verzet kon worden hersteld. Bovendien was het niet duidelijk tegen welke naheffingsaanslag de belanghebbende in verzet ging, aangezien de overgelegde brief van het Openbaar Ministerie niet verwees naar de naheffingsaanslag die in het beroepschrift werd genoemd. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij tijdig had gereageerd op de naheffingsaanslag en dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.