In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de afbouw van partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.M. Heesmans, verzocht om een wijziging van de alimentatiebijdrage aan de vrouw, die werd bijgestaan door advocaat mr. W.R. Arema. De man stelde dat de omstandigheden sinds de ondertekening van het convenant zodanig waren gewijzigd dat de overeengekomen bijdrage niet meer aan de wettelijke maatstaven voldeed. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 mei 2023, waarbij beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 1 april 2023 een lagere bijdrage aan de vrouw wenste, met een gefaseerde afbouw naar nihil per 1 januari 2024. De vrouw had in de afgelopen jaren geen werk gehad en ontving een bijdrage van € 823,08 per maand. De rechtbank oordeelde dat de vrouw, gezien haar leeftijd en opleidingsniveau, in staat moest worden geacht om haar inkomen te verhogen. De rechtbank heeft de alimentatie met ingang van 1 augustus 2023 vastgesteld op € 489,= per maand en per 1 januari 2024 op nihil. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.
De rechtbank benadrukte dat de vrouw haar inspanningsverplichting niet voldoende was nagekomen, maar dat er geen sprake was van een resultaatsverplichting. De rechtbank heeft de gefaseerde afbouw van de alimentatie goedgekeurd, zodat de vrouw de tijd krijgt om haar werkuren uit te breiden en in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.