In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om een ontheffing van de Omgevingsverordening Zeeland voor het vangen van aas- en brakwatersteurgarnalen in Zeeuwse sloten en kanalen. In de beslissing op bezwaar is de ontheffing alsnog verleend, maar onder bepaalde voorschriften. De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele andere vertegenwoordigers. Verweerder was ook vertegenwoordigd door enkele ambtenaren.
De rechtbank oordeelt dat de ontheffing die door verweerder is verleend, niet in strijd is met de Wet milieubeheer (Wm). Eiseres had aangevoerd dat artikel 3.6 van de Omgevingsverordening onverbindend is, omdat het verbod onvoldoende concreet en objectief is bepaald. De rechtbank oordeelt echter dat het verbod wel degelijk strekt tot bescherming van het milieu en dat de ontheffing op juiste wijze is verleend. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij de aanvraag om een ontheffing wordt afgewezen. Dit betekent dat de ontheffingsplicht ten tijde van de aanvraag is komen te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, die op € 1.674,- worden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.