ECLI:NL:RBZWB:2023:3724
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van naheffingsaanslagen omzetbelasting en belastingrentebeschikkingen in het kader van bezwaarprocedures
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juni 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die bezwaar heeft gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en belastingrentebeschikkingen opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 10 december 2021 en 1 april 2022, waarbij de inspecteur de bezwaren van de belanghebbende heeft afgewezen. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor de tijdvakken van 1 maart 2016 tot en met 31 maart 2016 en van 1 september 2016 tot en met 30 september 2016, waarbij de inspecteur stelt dat de belanghebbende de belasting over deze tijdvakken op het verkeerde btw-nummer heeft voldaan.
De rechtbank behandelt de vraag of het hoorrecht in bezwaar is geschonden en of de naheffingsaanslagen terecht zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het hoorrecht niet heeft geschonden, aangezien de belanghebbende meerdere keren is uitgenodigd voor een hoorgesprek maar niet is verschenen of zelf een nieuwe datum heeft voorgesteld. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de inspecteur de belasting op het juiste btw-nummer heeft nageheven. De rechtbank wijst het verzoek van de belanghebbende om herziening van een eerdere uitspraak van 4 maart 2021 af, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die herziening rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart de beroepen in de zaken BRE 22/93 en BRE 22/94 ongegrond, terwijl de beroepen in de zaken BRE 22/2427 en BRE 22/2428 gegrond worden verklaard, wat leidt tot vernietiging van de belastingrentebeschikkingen. De inspecteur moet het griffierecht van € 368 aan de belanghebbende vergoeden.