ECLI:NL:RBZWB:2023:3654

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
BRE-22-4546
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen

Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 juli 2022, betreffende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Het beroepschrift was digitaal ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, die het vervolgens doorstuurde naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat deze bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 2 september 2022, terwijl het beroepschrift pas op 12 september 2022 was ingediend. De belanghebbende voerde aan dat hij door afwezigheid in verband met vakantie pas later bekend was geworden met de uitspraak op bezwaar.

De rechtbank oordeelde echter dat het risico van het niet tijdig indienen van het beroepschrift voor rekening van de belanghebbende komt. De rechtbank wees erop dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het treffen van maatregelen met betrekking tot zijn post tijdens een vakantie. Aangezien er geen omstandigheden zijn vastgesteld die de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar maken, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4546

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 juli 2022 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het beroepschrift digitaal ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, die het beroepschrift heeft doorgezonden naar rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat deze bevoegd is het beroepschrift te behandelen. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen met aanslagnummer [aanslagnummer] .

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 22 juli 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 2 september 2022.
Belanghebbende heeft op 12 september 2022 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende voert aan dat hij door afwezigheid in verband met vakantie pas later bekend is geworden met de uitspraak op bezwaar. Daaropvolgend heeft belanghebbende contact gezocht met de Belastingdienst en tevens gevraagd of er opnieuw naar zijn bezwaar gekeken kon worden. Na meerdere mailwisselingen werd het belanghebbende duidelijk dat zijn bezwaar niet opnieuw beoordeeld kon worden, omdat de beslissing van de inspecteur met de uitspraak op bezwaar definitief vast is komen te staan. Belanghebbende heeft daarna direct een beroepschrift ingesteld, maar inmiddels was de beroepstermijn verstreken.
Dat belanghebbende door de vakantie later bekend is geworden met de uitspraak valt in de risicosfeer van belanghebbende. Het is aan een belanghebbende om gedurende een (langere) vakantie maatregelen te treffen met betrekking tot zijn post(verwerking). Daarbij omvatte de vakantie niet de gehele beroepstermijn.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en daarmee komt er een einde aan de bezwaarfase. Tevens is belanghebbende medegedeeld, door middel van een rechtsmiddelverwijzing, dat als belanghebbende het er niet mee eens is dat hij binnen zes weken beroep kan instellen bij de rechtbank. De keuze van belanghebbende om toch nogmaals contact te zoeken met de Belastingdienst in plaats van tijdig beroep in te stellenkomt dan ook voor rekening en risico van belanghebbende zelf.
Belanghebbende heeft geen redenen aangevoerd waaruit blijkt dat belanghebbende de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te stellen. Er zijn dan ook geen omstandigheden vast komen te staan waaruit geoordeeld kan worden dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.