ECLI:NL:RBZWB:2023:3654
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen
Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 juli 2022, betreffende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Het beroepschrift was digitaal ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, die het vervolgens doorstuurde naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat deze bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 2 september 2022, terwijl het beroepschrift pas op 12 september 2022 was ingediend. De belanghebbende voerde aan dat hij door afwezigheid in verband met vakantie pas later bekend was geworden met de uitspraak op bezwaar.
De rechtbank oordeelde echter dat het risico van het niet tijdig indienen van het beroepschrift voor rekening van de belanghebbende komt. De rechtbank wees erop dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het treffen van maatregelen met betrekking tot zijn post tijdens een vakantie. Aangezien er geen omstandigheden zijn vastgesteld die de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar maken, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier.