ECLI:NL:RBZWB:2023:3653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
BRE-22-2740
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 augustus 2019, met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze aanslag, specifiek gericht op de kostenvergoeding voor de bezwaarfase.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift, die op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt, is overschreden. De termijn begon te lopen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar, en eindigde op 12 september 2019. De belanghebbende heeft het beroepschrift pas op 1 juni 2022 op de post gedaan, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om redenen voor de termijnoverschrijding aan te geven, maar er zijn geen verontschuldigingen of redenen aangevoerd. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/2740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , [land] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 augustus 2019 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 met aanslagnummer [aanslagnummer] en dan met name op de kostenvergoeding voor de bezwaarfase.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 1 augustus 2019 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 12 september 2019.
Belanghebbende heeft het beroepschrift, met dagtekening 11 mei 2022, met PostNL aangetekend verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 1 juni 2022 op de post is gedaan. Gelet op de dagtekening en de poststempel van het beroepschrift is het niet aannemelijk dat het beroepschrift tijdig is verzonden. Het beroepschrift is bij de rechtbank ontvangen op 2 juni 2022.
Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Belanghebbende is bij brief van 15 september 2022 in de gelegenheid gesteld om redenen aan te gegeven voor deze termijnoverschrijding. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 11 oktober 2022. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft nog wel stukken ingediend, maar geen redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.