ECLI:NL:RBZWB:2023:3646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
BRE-22-3637
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. Het beroep betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 3 maart 2022, waardoor de termijn eindigde op 14 april 2022. Het beroepschrift werd echter pas op 22 juli 2022 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.

De rechtbank overweegt of het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. De belanghebbende geeft aan dat hij door een drukke werkperiode en een groot verloop van personeel niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank oordeelt echter dat deze redenen niet van dusdanige aard zijn dat ze de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De belanghebbende had zelf de verantwoordelijkheid om zijn zaken tijdig af te handelen en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om een beroepschrift in te dienen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3637
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
en
De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 maart 2022. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer]. Het beroepschrift is op 22 juli 2022 ontvangen bij de locatie te [plaats] van de rechtbank.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
2.2.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de beroepstermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het beroepschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
2.3.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
2.4.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 3 maart 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 14 april 2022.
2.5.
Het beroepschrift is bij de rechtbank ontvangen op 22 juli 2022. Het is onduidelijk of het beroepschrift met PostNL is verstuurd of dat het beroepschrift is afgegeven op de locatie [plaats]. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
2.6.
Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Vanaf juli 2022 tot in ieder geval september 2022 heeft belanghebbende een drukke periode gekend waarin belanghebbende veel heeft gewerkt. De drukte kwam voornamelijk door de werkdruk als gevolg van een groot verloop van personeel en een toenemende vraag naar hulp. Door deze redenen heeft belanghebbende privé-zaken vooruit geschoven. Belanghebbende is zich ervan bewust dat dit achteraf geen verstandige keuze is geweest, maar stelt dat het niet anders kon.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat dit geen verontschuldiging is voor dit verzuim. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de prioritering van de afhandeling van zijn zaken. Daarbij heeft hij ervoor gekozen om privé-zaken te laten liggen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest tijdig een (pro forma) beroepschrift in te dienen of een ander in te schakelen om dit namens hem te doen.
De genoemde redenen zijn niet van dusdanig uitzonderlijke aard dat geoordeeld kan worden dat het de termijnoverschrijding verschoonbaar kan maken.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 16c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.