ECLI:NL:RBZWB:2023:3646
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. Het beroep betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 3 maart 2022, waardoor de termijn eindigde op 14 april 2022. Het beroepschrift werd echter pas op 22 juli 2022 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
De rechtbank overweegt of het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. De belanghebbende geeft aan dat hij door een drukke werkperiode en een groot verloop van personeel niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank oordeelt echter dat deze redenen niet van dusdanige aard zijn dat ze de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De belanghebbende had zelf de verantwoordelijkheid om zijn zaken tijdig af te handelen en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om een beroepschrift in te dienen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.