ECLI:NL:RBZWB:2023:3640

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
BRE-22-5286
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had gereageerd op een aanmaning inzake de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019. De brief van de belanghebbende werd door de inspecteur van de belastingdienst als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 13 augustus 2022, waardoor de termijn eindigde op 26 september 2022. De belanghebbende heeft het beroepschrift op 28 september 2022 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.

De rechtbank heeft ook de reden van de belanghebbende voor de te late indiening in overweging genomen, namelijk gezondheidsklachten. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verontschuldiging vormden voor de overschrijding van de termijn, aangezien de gezondheidsproblemen al langer speelden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5286
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
Bij brief van 23 september 2022, binnengekomen bij de Belastingdienst op 29 september 2022, heeft belanghebbende gereageerd op een aanmaning inzake de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019 met aanslagnummer [aanslagnummer]. Omdat de inspecteur met dagtekening 13 augustus 2022 reeds uitspraak op bezwaar heeft gedaan is de brief van belanghebbende aangemerkt als een beroepschrift. De inspecteur heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
2.2.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
2.3.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
2.4.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 13 augustus 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 26 september 2022.
2.5.
Belanghebbende heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 28 september 2022 op de post is gedaan. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
2.6.
Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende kampt sinds december 2020 met (ernstige) gezondheidsklachten. Ondanks dat belanghebbende redelijk hersteld is van meerdere klachten heeft hij nog veel last van een evenwichtsstoornis. Dit heeft tot gevolg dat belanghebbende er soms voor kiest om geen auto te rijden en niet naar zijn kantoor kan gaan. Hierdoor kan er een achterstand ontstaan in de postverwerking en het halen van termijnen.
2.7.
De rechtbank vindt dit geen verontschuldiging voor de overschrijding, omdat de gezondheidsproblemen al een geruime periode speelden voordat de beroepstermijn waar het hier over gaat is gaan lopen. De rechtbank begrijpt dat het voor belanghebbende heftige en bijzondere omstandigheden zijn. Maar omdat het al langer durende klachten zijn, had het op de weg gelegen van belanghebbende om hulp in te schakelen. Dit heeft belanghebbende nagelaten.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 26 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 16c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.