Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009, 2011 en 2012 had opgelegd. Tevens zijn er vergrijpboetes opgelegd. De rechtbank concludeert dat de informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, wat leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast voor de belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur een redelijke schatting van het inkomen heeft gemaakt, gebaseerd op vermogensbestanddelen die op naam van de belanghebbende staan. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de navorderingsaanslagen onjuist zijn. De vergrijpboetes zijn in eerste instantie terecht opgelegd, maar worden verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaken. De rechtbank laat de navorderingsaanslagen en rentebeschikkingen in stand, maar vermindert de boetebeschikkingen voor de jaren 2009, 2011 en 2012. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden.