In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023, geregistreerd onder de zaaknummers BRE AWB 22/4168 WW en BRE AWB 22/4169 ZW, staat de intrekking en terugvordering van WW- en ZW-uitkeringen centraal. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Kara, had eerder een WW-uitkering ontvangen die per 3 februari 2020 was toegekend, maar het UWV heeft deze ingetrokken op basis van het standpunt dat eiser niet als werknemer kon worden beschouwd en niet voldeed aan de wekeneis. Daarnaast werd de ZW-uitkering, die per 4 mei 2020 was toegekend, ook ingetrokken omdat eiser niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV voldoende bewijs heeft geleverd dat er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking bestond tussen eiser en de werkgevers, en dat de uitkeringen onterecht waren verstrekt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het UWV, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de besluiten tot intrekking en terugvordering had genomen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen, waaronder claims van schending van privacy en institutionele vooringenomenheid. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.