In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die deel uitmaakte van een criminele organisatie. Deze organisatie was betrokken bij het oplichten van bankklanten door middel van phishing, waarbij misleidende e-mails werden verstuurd en 'phishing websites' werden gebruikt om persoonlijke gegevens te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 341.699,64 bedraagt, met een betalingsverplichting van € 336.699,64. De veroordeelde was eerder op 17 mei 2019 veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en oplichting. De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd, wat leidde tot een uitgebreide procedure waarin zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld en vastgesteld op € 683.389,27, waarbij rekening is gehouden met de kosten en de rolverdeling binnen de criminele organisatie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de betalingsverplichting. De rechtbank heeft uiteindelijk de verplichting tot betaling aan de staat vastgesteld op € 336.699,64, met een mogelijke gijzeling van maximaal 1080 dagen bij niet-betaling.