Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. De bruto-ouderdomspensioenen worden zodanig vastgesteld, dat na aftrek van de in te houden loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, rekening houdend met de toepasselijke heffingskortingen voor een persoon van de pensioengerechtigde leeftijd en ouder, en van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet:
a. het netto-ouderdomspensioen per maand van een pensioengerechtigde als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gelijk is aan 70% van het netto-minimumloon per maand;
b. het netto-ouderdomspensioen per maand van een pensioengerechtigde als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, gelijk is aan 50% van het netto-minimumloon per maand.
1. Het ouderdomspensioen wordt door de Sociale verzekeringsbank ingetrokken of herzien, wanneer degene, aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde daarvoor niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hoger of lager ouderdomspensioen in aanmerking komt.
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen en terzake van weigering van ouderdomspensioen, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15, tweede lid, of 49, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen;
b. indien anderszins het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
1. Het ouderdomspensioen dat als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 17 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank teruggevorderd van de pensioengerechtigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger, dan wel van de erfgenaam van de pensioengerechtigde voor zover het onverschuldigd betaalde in het vermogen van die erfgenaam is gevallen.
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Beleidsregel Verlaging of intrekking met terugwerkende kracht wegens wijziging van de omstandigheden (SB1078)
Het kan voorkomen dat een verlaging of intrekking van een uitkering wegens wijziging van de omstandigheden niet tijdig plaatsvindt omdat de SVB niet tijdig van de wijziging op de hoogte was of omdat zij een wijziging waarvan zij wel tijdig op de hoogte was niet heeft verwerkt. De SVB is dan op grond van artikel 17a, eerste lid AOW (…) verplicht de toekenningsbeschikking te herzien of in te trekken. (…)
De SVB kan geheel of gedeeltelijk afzien van herziening of intrekking indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn (artikel 17a, tweede lid AOW (…)
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dringende redenen spelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een rol, zoals het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De SVB hanteert in dit verband de volgende beleidsregels.
De SVB gaat niet tot herziening met volledig terugwerkende kracht over als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is nagekomen, en hij voorts niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend. In een dergelijk geval herziet de SVB de uitkering in beginsel zonder terugwerkende kracht. (…)
Is het niet tijdig herzien van de uitkering een gevolg van een fout van de SVB, maar heeft de betrokkene deze fout kunnen onderkennen, dan vindt herziening of intrekking in beginsel plaats met volledig terugwerkende kracht.
(…)
Voorts ziet de SVB wegens dringende redenen geheel of gedeeltelijk af van herziening als de bijzondere omstandigheden van het geval leiden tot het oordeel dat een volledig terugwerkende kracht onevenredig is. Bij de beoordeling of er sprake is van onevenredigheid hecht de SVB belang aan:
- de mate waarin de betrokkene een verwijt kan worden gemaakt; en
- de mate waarin de SVB een verwijt kan worden gemaakt.
Als volledige herziening op grond van deze factoren onevenredig is, matigt de SVB de terugwerkende kracht van de herziening of intrekking.
Beleidsregel Terugvordering van uitkeringen (SB1114)
De SVB is op grond van artikel 24 AOW (…) verplicht onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen. (…)
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, is de SVB bevoegd geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering (artikel 24, vijfde lid AOW (…). Het gebruik van deze bevoegdheid komt slechts aan de orde voor zover de SVB niet reeds in verband met deze zelfde dringende redenen geheel of gedeeltelijk heeft afgezien van intrekking van de uitkering dan wel voorziening, of herziening daarvan ten nadele van de belanghebbende (…). Voor zover de SVB de uitkering dan wel voorziening niet heeft herzien of ingetrokken, kan immers het bedrag dat in overeenstemming met de toekenningsbeschikking ten onrechte werd betaald reeds om die reden niet worden teruggevorderd.
Een situatie die geen dringende reden oplevert om geheel of gedeeltelijk af te zien van intrekking of herziening van de uitkering, maar wel een dringende reden vormt om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, zal zich slechts in een zeer incidenteel geval voordoen. Te denken valt aan een situatie waarin de sociale of financiële omstandigheden van de belanghebbende zich verzetten tegen volledige terugvordering. In het algemeen hanteert de SVB dan echter de door de jurisprudentie ondersteunde lijn dat zij met dergelijke omstandigheden pas rekening houdt bij het besluit over de wijze van terugbetaling.