Op 22 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 10 februari 2022, waarbij een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) van € 2.117 en een verzuimboete van € 2.117 zijn opgelegd. De naheffingsaanslag betreft de periode van 11 augustus 2020 tot en met 10 augustus 2021, waarin de belanghebbende gebruik heeft gemaakt van een geschorst motorrijtuig. De rechtbank heeft op 13 april 2023 de zaak behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee inspecteurs, maar de belanghebbende niet aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende met de auto gebruik heeft gemaakt van de weg tijdens de schorsing. De argumenten van de belanghebbende, waaronder dat de auto niet functioneerde en dat hij dacht dat de schorsing automatisch werd opgeheven bij verzekering, zijn door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur bij de berekening van de naheffingsaanslag rekening heeft gehouden met reeds betaalde MRB.
Wat betreft de verzuimboete oordeelt de rechtbank dat deze terecht is opgelegd, aangezien de belanghebbende de verschuldigde belasting niet heeft betaald. De rechtbank ziet geen reden voor matiging van de boete, die passend en geboden wordt geacht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.