ECLI:NL:RBZWB:2023:3456

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
22/1109
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

Op 22 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 10 februari 2022, waarbij een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) van € 2.117 en een verzuimboete van € 2.117 zijn opgelegd. De naheffingsaanslag betreft de periode van 11 augustus 2020 tot en met 10 augustus 2021, waarin de belanghebbende gebruik heeft gemaakt van een geschorst motorrijtuig. De rechtbank heeft op 13 april 2023 de zaak behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door twee inspecteurs, maar de belanghebbende niet aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende met de auto gebruik heeft gemaakt van de weg tijdens de schorsing. De argumenten van de belanghebbende, waaronder dat de auto niet functioneerde en dat hij dacht dat de schorsing automatisch werd opgeheven bij verzekering, zijn door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur bij de berekening van de naheffingsaanslag rekening heeft gehouden met reeds betaalde MRB.

Wat betreft de verzuimboete oordeelt de rechtbank dat deze terecht is opgelegd, aangezien de belanghebbende de verschuldigde belasting niet heeft betaald. De rechtbank ziet geen reden voor matiging van de boete, die passend en geboden wordt geacht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1109

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 10 februari 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken gelegen in de periode 11 augustus 2020 tot en met 10 augustus 2021 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) naar een bedrag van € 2.117 opgelegd (aanslagnummer: [aanslagnummer] Y.1.95001 ). Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur een verzuimboete van € 2.117 opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag MRB en de verzuimboete bij uitspraak op bezwaar van 10 februari 2021 ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, [inspecteur 1] en
[inspecteur 2] . Namens belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen.

Feiten

2. Belanghebbende staat volgens de gegevens van het kentekenregister vanaf 25 november 2017 geregistreerd als houder van een personenauto van het merk Audi, type A4 met het kenteken [kenteken] (de auto). De geldigheid van het kenteken was geschorst van 18 december 2019 tot 18 december 2020 en van 24 december 2020 tot 18 augustus 2021.
2.1.
Op 15 mei 2021 omstreeks 12:19 uur is geconstateerd dat op de A2 rechts, ter hoogte van hectometerpaal 72.4 te Vianen , met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg terwijl het kenteken van de auto op dat moment geschorst was. Naar aanleiding hiervan zijn de naheffingsaanslag en boeteschikking opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag MRB over de juiste periode en naar het juiste bedrag is opgelegd. Ook beoordeelt de rechtbank of de opgelegde verzuimboete terecht is. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Is de naheffingsaanslag over de juiste periode en naar het juiste bedrag berekend?
4. Bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing [1] kan de motorrijtuigenbelasting worden nageheven. [2] De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [3] Indien blijkt dat het motorrijtuig over (een gedeelte van) de tijdsduur van de vier tijdvakken niet op naam heeft gestaan van degene die het motorrijtuig houdt, of de belasting over de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre niet nageheven respectievelijk in zoverre verminderd. [4]
4.1.
Gelet op het hiervoor genoemde wettelijk kader is de naheffingsaanslag MRB terecht aan belanghebbende opgelegd. Aan het belastbare feit is voldaan omdat met de auto gebruik is gemaakt van de weg tijdens een schorsing. Het is voor het berekende bedrag aan naheffing niet van belang of gedurende een gedeelte van de periode met de auto geen gebruik van de weg is gemaakt. [5] De stelling van belanghebbende dat hij het grootste deel van het naheffingstijdvak geen gebruik van de weg heeft gemaakt omdat (de motor van) de auto niet functioneerde, is in dit verband – van de naheffing – niet relevant. Bovendien heeft belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat met de auto geen gebruik van de weg kon worden gemaakt. Tenslotte heeft de inspecteur bij de berekening van de naheffingsaanslag MRB – in tegenstelling tot wat belanghebbende meent – reeds rekening gehouden met de door belanghebbende betaalde MRB voor de periode 18 december 2020 tot en met 23 december 2020.
4.2.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat aan belanghebbende terecht een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting is opgelegd over de periode 11 augustus 2020 tot en met 10 augustus 2021, en dat de naheffingsaanslag is opgelegd naar het juiste bedrag.
Is de verzuimboete terecht opgelegd?
5. Als een belastingplichtige de verschuldigde belasting in geval van gebruik van de weg met een geschorst motorrijtuig niet heeft betaald, kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van maximaal € 5.514. [6] Nu, zoals hiervoor is geoordeeld, terecht een naheffingsaanslag MRB aan belanghebbende is opgelegd, is dus ook sprake van een verzuim als bedoeld in artikel 67c AWR. Dat betekent dat de verzuimboete als uitgangspunt terecht aan belanghebbende is opgelegd. De mate van verwijtbaarheid speelt bij het opleggen van de verzuimboete geen rol, tenzij er sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
5.1.
Belanghebbende stelt dat: (i) gedurende het grootste deel van de naheffingsperiode geen gebruik van de weg is gemaakt omdat (de motor van) de auto niet functioneerde, (ii) hij in de veronderstelling verkeerde dat bij het verzekeren van de auto de schorsing automatisch werd opgeheven, en (iii) de boete ten onrechte is berekend over een periode waarin het kenteken niet was geschorst en er wel MRB was voldaan. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
5.2.
De omstandigheid dat gedurende (een deel van) de naheffingsperiode geen gebruik is gemaakt van de weg zou, indien juist, een omstandigheid kunnen zijn die aanleiding kan geven tot matiging van de boete. Belanghebbende heeft echter – tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur – niet aan de hand van duidelijke stukken onderbouwd dat de auto inderdaad gedurende het grootste deel van het naheffingstijdvak niet op de openbare weg is gebruikt. Dat belanghebbende is uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat het in verzekering geven van de auto automatisch zou leiden tot het opheffen van de schorsing, is naar het oordeel van de rechtbank een omstandigheid die voor rekening en risico van belanghebbende dient te blijven. Ook de stelling van belanghebbende dat de boete is berekend over een periode waarover reeds MRB is voldaan, kan hem niet baten. Zoals hiervoor onder 4.2. is overwogen heeft de inspecteur rekening gehouden met de reeds betaalde MRB. Dat betekent dat de reeds betaalde MRB niet in de boetegrondslag is begrepen. De rechtbank ziet geen reden voor matiging van de boete en acht de door de inspecteur opgelegde boete van € 2.117 passend en geboden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2023 door mr. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet.
2.Artikel 35, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
3.Artikel 35, tweede lid, van de Wet MRB.
4.Artikel 35, derde en vijfde lid, van de Wet MRB.
5.vgl. Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:973.
6.Artikel 37 van de Wet MRB, in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).