6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft tijdens een ruzie zijn ex-vriendin en moeder van hun zoontje verschillende keren in haar bovenlichaam gestoken, waardoor zij levensgevaarlijk gewond is geraakt. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig misdrijf. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook hun zoontje bijna zijn moeder ontnomen. Het zoontje van verdachte was erbij toen verdachte het slachtoffer mishandelde en stak. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote impact hebben op het slachtoffer, hetgeen ook is gebleken. Zij moest met spoed worden geopereerd wegens letsel aan haar lever, dunne darm en alvleesklier. Door complicaties bij het herstel van het litteken van de operatiewond is zij nog steeds onder medische behandeling. Uit de medische informatie komt naar voren dat de buikwand altijd pijnlijk zal blijven. Welke impact de gebeurtenissen hebben gehad op het zoontje is niet bekend, maar het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen een negatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van kinderen.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat hij drie keer eerder met justitie in aanraking is gekomen wegens geweldsdelicten, waarvan één keer heeft geleid tot een vonnis waarbij een voorwaardelijke taakstraf is opgelegd. De proeftijd van deze straf was nog niet voorbij toen hij het bewezenverklaarde feit pleegde. Van deze straf is voor verdachte kennelijk geen preventieve werking uitgegaan. De rechtbank zal hiermee bij de bepaling van de strafmaat in negatieve zin rekening houden.
Verdachte is onderzocht door [psycholoog] . Deze gedragsdeskundige heeft hierover gerapporteerd op 12 januari 2023. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte lijdt aan een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis, waardoor hij een onrijpe persoonlijkheid heeft. Ook beschikt hij niet over de emotieregulatievaardig-heden waarover een 22-jarige zonder deze problematiek beschikt. In wat meer complexe situaties verliest hij daardoor al snel het overzicht, wordt het hem zwart voor de ogen en reageert hij primair. In de situatie die speelde wist hij niet meer wat te doen en raakte hij overweldigd. De gedragsdeskundige heeft, gelet hierop, geadviseerd het feit verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico dat verdachte opnieuw agressief naar de moeder van zijn zoon zal reageren wordt door de gedragsdeskundige ingeschat als matig tot hoog. Er is behandeling van verdachte nodig en begeleiding van hen beiden in het omgaan met de ontstane situatie. Om het recidiverisico te verlagen zal verdachte behandeld moeten worden om zijn agressie- en emotieregulatievaardigheden en sociale vaardigheden te vergroten. Omdat verdachte problemen heeft op alle leefgebieden en om ervoor te zorgen dat hij zich volledig op zijn behandeling kan concentreren zal deze behandeling klinisch moeten starten. Gedacht wordt aan een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) met expertise op het gebied van mensen met een verstandelijke beperking. Deze klinische behandeling zal gevolgd moeten worden door een langdurige fase van beschermd wonen, aldus de gedragsdeskundige. Zij heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij de beschreven behandeling als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd. De reclassering zal toezicht moeten houden op de voortgang van de behandeling.
De rechtbank neemt de conclusie van de gedragsdeskundige met betrekking tot de toerekenbaarheid van het feit aan verdachte over. De rechtbank is van oordeel dat het feit verminderd aan verdachte toegerekend kan worden.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het adviesrapport van Reclassering Nederland van 11 april 2023 waarin onder meer naar voren is gebracht dat risicofactoren gezien worden op het gebied van partnerrelatie, financiën en psychosociaal functioneren. Verdachte beschikt niet over huisvesting, inkomsten of een dagbesteding. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de gedragsdeskundige. Verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan de geadviseerde behandeling. Het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat als hoog. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden is als laag ingeschat.
De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling, te weten een FPA. Daarbij is de dadelijke uitvoerbaarheid geadviseerd omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is, en omdat het belangrijk is dat verdachte direct na detentie kan doorstromen naar een FPA.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte, een gevangenisstraf van enkele jaren het uitgangspunt is. Andere factoren die negatief meewegen in de bepaling van de strafmaat zijn de omstandigheid dat verdachte het feit heeft gepleegd in de aanwezigheid van zijn zoontje, en de blijvende gevolgen van verdachtes handelen voor het slachtoffer. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de voorlopige hechtenis van verdachte, zoals voorgesteld door de verdediging, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan al deze factoren. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om het onderzoek later te sluiten of na de sluiting op
4 mei 2023 te heropenen daarom af.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, zijn meewerkende houding waarmee hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, en het feit dat hij excuses heeft aangeboden, waarin hij oprecht overkomt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten 12 maanden, voorwaardelijk opleggen om hieraan de door de gedragsdeskundige en de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank acht het gelet op het rapport van de gedragsdeskundige noodzakelijk dat verdachte de geadviseerde klinische behandeling in een FPA volgt om het voornamelijk als hoog ingeschatte recidiverisico te verlagen, waarbij contact met de reclassering noodzakelijk zal zijn om de voortgang van de klinische behandeling en de vormgeving van het vervolgtraject uit te voeren. Omdat naast de klinische behandeling een langdurige fase van beschermd wonen wordt geadviseerd is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde proeftijd van drie jaar nodig is om verdachte een gedegen behandeling te laten volgen en een vervolgtraject te organiseren.
Gelet op de adviezen van de gedragsdeskundige en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.