ECLI:NL:RBZWB:2023:3426

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
BRE-22_1134
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 26 mei 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning € 45.866, het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang € 49.862 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen € 3.031 bedroeg. Tevens was er belastingrente in rekening gebracht. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 12 mei 2023 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de aanslag werd verminderd naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 20.000, met handhaving van de overige elementen van de aanslag. De inspecteur heeft ook toegezegd de proceskosten van belanghebbende te vergoeden op basis van de forfaitaire regeling en het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de aanslag en belastingrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.868, en de inspecteur is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan belanghebbende, evenals het griffierecht van € 50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1134
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 10 januari 2022.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 45.866, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 49.862 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.031.
1.3.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking)
1.4.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.5.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en zijn gemachtigde en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur].
1.7.
Partijen hebben een compromis bereikt en de rechtbank verzocht dit op te nemen in een uitspraak.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben bij wijze van compromis de volgende overeenstemming bereikt over de aanslag:
- de aanslag wordt verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 20.000 onder handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- de inspecteur vergoedt de proceskosten aan belanghebbende op basis van de forfaitaire regeling op grond van het Besluit proceskosten op basis van 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een wegingsfactor gemiddeld;
- de inspecteur zal het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoeden.
2.2.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.3.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand vast op € 2.868. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het hoorgesprek, met een waarde per punt van € 597 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2017 naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 20.000 onder handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.868 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 26 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.