ECLI:NL:RBZWB:2023:3256
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingkwijtscheldingszaak
Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de Belastingsamenwerking West-Brabant, vertegenwoordigd door de invorderingsambtenaar. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de invorderingsambtenaar van 13 januari 2023, die betrekking had op een verzoek om kwijtschelding van aanslagen onroerende zaakbelasting en watersysteemheffing voor het jaar 2020. De rechtbank heeft in deze zaak geoordeeld dat zij kennelijk onbevoegd is om te oordelen over de beslissingen van de invorderingsambtenaar, zoals vastgelegd in de Invorderingswet 1990. Dit betekent dat de rechtbank geen bevoegdheid heeft om te oordelen over de kwijtschelding van belastingaanslagen, aangezien deze beslissingen niet onder de uitzonderingen vallen die in de regelgeving zijn opgenomen.
De rechtbank heeft haar beslissing zonder zitting genomen, zoals toegestaan door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de uitspraak werd verder uitgelegd dat rechtsmiddelen tegen beslissingen over kwijtschelding enkel bij de civiele rechter kunnen worden aangewend. De rechtbank heeft zich daarom kennelijk onbevoegd verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ook is er afgezien van het heffen van griffierecht, gezien de onbevoegdheid van de rechtbank. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.