ECLI:NL:RBZWB:2023:3256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
BRE-23_815
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingkwijtscheldingszaak

Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de Belastingsamenwerking West-Brabant, vertegenwoordigd door de invorderingsambtenaar. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de invorderingsambtenaar van 13 januari 2023, die betrekking had op een verzoek om kwijtschelding van aanslagen onroerende zaakbelasting en watersysteemheffing voor het jaar 2020. De rechtbank heeft in deze zaak geoordeeld dat zij kennelijk onbevoegd is om te oordelen over de beslissingen van de invorderingsambtenaar, zoals vastgelegd in de Invorderingswet 1990. Dit betekent dat de rechtbank geen bevoegdheid heeft om te oordelen over de kwijtschelding van belastingaanslagen, aangezien deze beslissingen niet onder de uitzonderingen vallen die in de regelgeving zijn opgenomen.

De rechtbank heeft haar beslissing zonder zitting genomen, zoals toegestaan door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de uitspraak werd verder uitgelegd dat rechtsmiddelen tegen beslissingen over kwijtschelding enkel bij de civiele rechter kunnen worden aangewend. De rechtbank heeft zich daarom kennelijk onbevoegd verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ook is er afgezien van het heffen van griffierecht, gezien de onbevoegdheid van de rechtbank. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/815

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de Belastingsamenwerking West-Brabant, de invorderingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de invorderingsambtenaar van 13 januari 2023, betreffende het door belanghebbende ingestelde administratieve beroep op het verzoek om kwijtschelding van de aanslagen onroerende zaakbelasting en watersysteemheffing 2020 met aanslagnummer [aanslagnummer], beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de rechtbank kennelijk onbevoegd is.
De (fiscale) bestuursrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de invorderingsambtenaar op grond van de Invorderingswet 1990 [1] . Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. Beslissingen over kwijtschelding vallen niet als zodanig onder een van de uitzonderingen. Omdat geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter kan worden ingesteld, is het evenmin mogelijk bezwaar te maken [2] .
Rechtsmiddelen tegen beslissingen betreffende kwijtschelding kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
De rechtbank verklaart zich daarom kennelijk onbevoegd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Omdat de rechtbank onbevoegd is, is ervan afgezien om griffierecht te heffen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 12 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingsweg 1990 genoemd.
2.Of bezwaar kan worden gemaakt, is namelijk ervan afhankelijk of beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1 van de Awb).