Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 28 oktober 2022. In deze eerdere uitspraak was het verzoek van belanghebbende om proceskostenvergoeding gegrond verklaard, maar was er geen punt toegekend voor de hoorzitting in de bezwaarfase. Belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg van 1 december 2021. Na een tegemoetkoming door de heffingsambtenaar trok belanghebbende het beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar in de proceskosten moest worden veroordeeld, maar kende geen punt toe voor de hoorzitting.
In het verzet heeft belanghebbende aangevoerd dat dit onterecht was. De rechtbank heeft overwogen dat artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid biedt om zonder zitting uitspraak te doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar proceskosten moet vergoeden voor de hoorzitting, omdat volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een procespunt moet worden toegekend voor het bijwonen van een hoorzitting, ongeacht of er meerdere dossiers zijn besproken.
De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, inclusief de kosten voor de hoorzitting in de bezwaarfase en de kosten in verzet. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 148,- voor de hoorzitting en € 104,65 voor het verzet. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.