ECLI:NL:RBZWB:2023:3203

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
BRE-22-68
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak op verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 28 oktober 2022. In deze eerdere uitspraak was het verzoek van belanghebbende om proceskostenvergoeding gegrond verklaard, maar was er geen punt toegekend voor de hoorzitting in de bezwaarfase. Belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg van 1 december 2021. Na een tegemoetkoming door de heffingsambtenaar trok belanghebbende het beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar in de proceskosten moest worden veroordeeld, maar kende geen punt toe voor de hoorzitting.

In het verzet heeft belanghebbende aangevoerd dat dit onterecht was. De rechtbank heeft overwogen dat artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid biedt om zonder zitting uitspraak te doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar proceskosten moet vergoeden voor de hoorzitting, omdat volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een procespunt moet worden toegekend voor het bijwonen van een hoorzitting, ongeacht of er meerdere dossiers zijn besproken.

De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, inclusief de kosten voor de hoorzitting in de bezwaarfase en de kosten in verzet. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 148,- voor de hoorzitting en € 104,65 voor het verzet. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/68

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2023 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach) .

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg van 1 december 2021 beroep ingesteld.
Wegens tegemoetkoming door de heffingsambtenaar heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De heffingsambtenaar is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar heeft geen inhoudelijke reactie gegeven, maar enkel medegedeeld dat het griffierecht en proceskosten worden overgemaakt naar de gemachtigde.
Bij uitspraak van 28 oktober 2022 heeft de rechtbank het verzoek gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om zonder op een zitting te worden gehoord uitspraak te doen.
Partijen zijn bij brief van 7 april 2023 nog in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij ter zitting gehoord willen worden. Hier is geen reactie op gekomen. De rechtbank heeft daarop bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
De rechtbank heeft het verzoek kennelijk gegrond geacht en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. Deze kosten zijn door de rechtbank vastgesteld op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 514,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269,- met een wegingsfactor 0,5 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 0,5). De wegingsfactor is bepaald op 0,5 gelet op het voorwerp van de zaak (parkeerbelasting) en het richtsnoer van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2021 [1] .
Verzet
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak de te vergoeden proceskosten tot een juist bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat er onterecht geen procespunt is toegekend voor de hoorzitting in de bezwaarfase.
De heffingsambtenaar is van mening dat er geen procespunt toegekend moet worden voor de hoorzitting. Tijdens de hoorzitting zijn vijf verschillende dossiers besproken. De heffingsambtenaar heeft een hoorverslag overgelegd en verwijst met name naar het gearceerde deel dat betrekking heeft op onderhavige procedure. Gelet op de (gearceerde) punten die zijn aangevoerd tijdens de hoorzitting in onderhavige procedure acht de heffingsambtenaar het disproportioneel om daarvoor een punt toe te kennen.
Uit wat belanghebbende heeft aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte geen punt heeft toegekend voor de hoorzitting. Dat de heffingsambtenaar van mening is dat het disproportioneel is om een procespunt toe te kennen wegens een summiere inbreng tijdens de hoorzitting doet niet af aan het feit dat volgens het Bpb een procespunt moet worden toegekend voor het bijwonen van een hoorzitting. Ook een gezamenlijke behandeling van meerdere procedures staat het toekennen van een procespunt niet in de weg. Een gezamenlijke behandeling kan wel relevant zijn voor de eventuele wegingsfactor die gehanteerd wordt. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen reden om geen punt voor de hoorzitting toe te kennen.
Het verzet is gegrond. De rechtbank zal alsnog aanvullend bepalen dat de heffingsambtenaar proceskosten aan belanghebbende dient te vergoeden wat betreft de hoorzitting in de bezwaarfase.
Uitspraak op het verzoek
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 148 (1 punt voor de hoorzitting in de bezwaarfase met een waarde per punt van € 296,- en een wegingsfactor 0,5).
Nu het verzet gegrond is ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 104,65 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,25). De wegingsfactor 0,25 (zeer licht) is toegepast gelet op de eenvoud en het geringe gewicht van de verzetprocedure alsmede de geringe werkbelasting van de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- handhaaft de uitspraak op het verzoek van de rechtbank van 28 oktober 2022 en vult deze als volgt aan;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor zover het ziet op de bezwaarfase (hoorzitting) tot een bedrag van € 148,-;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in verzet tot een bedrag van € 104,65.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 23 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Beroep

Tegen de uitspraak op het verzoek kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.