ECLI:NL:RBZWB:2023:3130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
02-265814-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 10 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedendelicten. De verdachte is veroordeeld voor het verkrachten van een elfjarig meisje, het plegen van ontuchtige handelingen met een tienjarig meisje en het masturberen in het zicht van een veertienjarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en daarnaast terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, waarbij de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers en de bekennende verklaring van de verdachte als bewijs heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een ongespecificeerde parafiele stoornis, een ernstig gevaar voor de samenleving vormt. De rechtbank heeft ook de impact van de daden op de slachtoffers en hun families in overweging genomen, wat leidde tot de beslissing om de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De benadeelde partijen hebben schadevergoedingen gevorderd, die door de rechtbank zijn toegewezen, inclusief immateriële schade voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-265814-21
vonnis van de meervoudige kamer van 10 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1989, te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Arnhem, Ir. Molsweg 5, 6834 AA Arnhem,
raadsvrouw mr. P. Metgod, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] , die elf jaar oud was, seksueel heeft misbruikt door zijn penis in haar mond en zijn vingers en tong in haar vagina te brengen;
Feit 2: heeft geprobeerd [slachtoffer 2] , die tien jaar oud was, seksueel te misbruiken dan wel heeft geprobeerd dat te doen door middel van verleiding/belofte van geld;
Feit 3: in het zicht van [slachtoffer 3] , die veertien jaar oud was, heeft gemasturbeerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraagt om vrijspraak van feit 2 primair. Verdachte heeft onvoldoende uitvoeringshandelingen gepleegd om te kunnen stellen dat er sprake was van een poging tot seksueel binnendringen. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 (ontucht met seksueel binnendringen bij iemand jonger dan 12 jaar), feit 2 in de subsidiaire variant (poging tot ontucht met een minderjarige door verleiding) en feit 3 (schennispleging bij iemand jonger dan 16 jaar). Bij feit 1 baseert hij zich op de aangifte van de moeder van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte. Bij feit 2 subsidiair baseert hij zich op de aangifte van de moeder van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte. Bij feit 3 baseert hij zich op de aangifte van de moeder van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Bij feit 1 refereert de verdediging zich voor wat betreft de bewezenverklaring.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 in de primaire variant. Verdachte wilde geen seksuele handelingen met het slachtoffer verrichten. Hij had zijn broek open en zijn penis was weliswaar zichtbaar, maar hij zat op dat moment in een rijdende auto terwijl het slachtoffer fietste. Er was geen sprake van een begin van uitvoering. Daarom dient vrijspraak te volgen. Bij feit 2 subsidiair refereert de verdediging zich voor wat betreft de bewezenverklaring.
Bij feit 3 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte kan zich weliswaar herinneren eerder te hebben gemasturbeerd in zijn auto, maar hij kan zich deze specifieke situatie met dit meisje niet herinneren. Hij weet niet eens hoe ze eruitzag. Om tot een bewezenverklaring te komen, is vereist dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer jonger was dan 16 jaar. Uit het dossier blijkt niet hoe zij eruitzag en of zij er mogelijk ouder uitzag dan haar kalenderleeftijd van 14 jaar. Dit kon hij dus niet weten, dan wel vermoeden. Verdachte dient van feit 3 te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
Verdachte heeft feit 1 bekend en er is geen vrijspraak bepleit, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 26 april 2023;
- de aangifte namens [slachtoffer 1] , opgenomen op dossierpagina 107 tot en met 113 van het eindproces-verbaal met zaaksnaam Oranje en zaaknummer 2021263482 / ZBRBC21132 van de politie Zeeland-West-Brabant, team zeden;
- het NFI-rapport inzake DNA-onderzoek, opgenomen op dossierpagina 162 tot en met 170 van het voornoemde eindproces-verbaal.
4.3.2
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de bij feit 2 primair ten laste gelegde poging tot seksueel binnendringen. Derhalve zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
Verdachte heeft feit 2 in de subsidiaire variant (poging tot ontucht met een minderjarige door verleiding) bekend en er is geen vrijspraak bepleit, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 26 april 2023;
- de aangifte namens [slachtoffer 2] , opgenomen op dossierpagina 367 tot en met 372 van het eindproces-verbaal met zaaksnaam Parelwit en zaaknummer 2021263482/ZBRBC21137 van de politie Zeeland-West-Brabant, team zeden.
4.3.3
Feit 3
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op 18 juli 2022 deed de moeder van [slachtoffer 3] aangifte van schennispleging, gepleegd op 15 september 2021 in Waalwijk . [slachtoffer 3] heeft op 27 juli 2022 bij de politie verklaard dat zij die avond in Waalwijk door de Kerkstraat fietste en dat er een man met een zwarte Audi naast haar kwam rijden en het raampje omlaag deed. Zij zag toen dat die man zich aan het aftrekken was. De man bleef ook langere tijd naast haar rijden.
Verdachte is bij de politie over dit feit bevraagd en heeft verklaard dat hij zich eerder dan 21 september ook al een keer had afgetrokken in zijn auto in Waalwijk . Hij verklaarde - na het met de politie bekijken van Google Maps en Streetview - dat hij toen in ieder geval in de buurt van de Kerkstraat had gereden. Hij heeft ook verklaard dat er toen ook een meisje was dat naar binnen in zijn auto heeft gekeken. Ter zitting heeft hij - anders dan bij de politie - verklaard dat hij niet zeker weet dat hij zich die dag bij dit meisje heeft afgetrokken.
De kans dat het een andere man dan verdachte zou zijn geweest die toevalligerwijs ook daar heeft gereden in een zwarte Audi en zich die dag aftrok in het zicht van [slachtoffer 3] acht de rechtbank te verwaarlozen klein. Gelet op de aangifte, de getuigenverklaring van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte bij de politie is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte is geweest die op 15 september 2021 zich aftrok terwijl [slachtoffer 3] de auto in keek.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet wist of niet redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer 3] nog geen zestien jaar oud is. Dit verweer volgt de rechtbank niet. Ten tijde van het gepleegde feit was [slachtoffer 3] net vier maanden veertien. In het dossier zitten geen aanwijzingen dat [slachtoffer 3] er ouder uitzag dan haar kalenderleeftijd en ouder leek dan zestien jaar. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat hij het feit pleegde bij een meisje dat jonger was dan zestien jaar. Dit maakt dat de tenlastegelegde schennispleging bij een minderjarige onder de zestien jaar wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 1 oktober 2021 te Waalwijk met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en
- zijn vingers en tong in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en
- de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en betast;
2 subsidiair.
op 21 september 2021 te Waalwijk , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door beloften van geld [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2010, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen , met dat opzet
- naast voornoemde [slachtoffer 2] is gaan rijden met zijn auto en
- zijn geslachtsdeel heeft getoond aan voornoemde [slachtoffer 2] en
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft aangesproken en daarbij - zakelijk weergegeven - heeft gevraagd of zij wat geld wilde verdienen door zijn geslachtsdeel in haar mond te doen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
3.
op 15 september 2021 te Waalwijk [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2007, van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers is verdachte met zijn auto naast deze [slachtoffer 3] gaan rijden en heeft verdachte in het zicht van deze [slachtoffer 3] gemasturbeerd en zijn ontblote en stijve penis getoond en deze met zijn handen aangeraakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens vordert hij oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, zoals deze door deskundigen en de reclassering zijn geadviseerd. Ten slotte vordert de officier van justitie de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel volgens artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte zo snel mogelijk moet worden behandeld, dit binnen de geadviseerde tbs met voorwaarden. Volgens de reclassering kan verdachte binnen acht weken na het vonnis worden geplaatst bij een overbruggingsplek voor behandeling en moet hij die overbruggende periode gedetineerd blijven. Om die reden verzoekt de verdediging de rechtbank te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 640 dagen met aftrek van voorarrest, waarbij verdachte dan tot acht weken na het vonnis vast blijft zitten en gelijk terecht kan bij een overbruggingsplek totdat de uiteindelijke behandelplek beschikbaar is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard, ernst en gevolgen van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van een paar weken in Waalwijk schuldig gemaakt aan een drietal zedendelicten, die snel in ernst toenamen.
Op 15 september 2021 moest een meisje van 14 jaar zien hoe verdachte zich zat af te trekken in zijn auto, terwijl hij naast haar reed.
Nog geen week later, op 21 september, reed hij met zijn auto achter een meisje van 10 jaar aan en toen zij stopte reed hij langs haar, terwijl hij zich aan het aftrekken was en vroeg hij haar of zij geld wilde verdienen door zijn piemel in haar mond te stoppen.
Het spreekt voor zich dat beide meisjes hier flink van geschrokken zijn en met name het jongste meisje was erg overstuur en bang. Dit zijn al hele nare feiten voor de slachtoffers en hun ouders, maar zij vormden in feite slechts de opmaat naar een nog veel ernstiger feit.
Verdachte besloot op 1 oktober 2021 om de toen elfjarige [slachtoffer 1] bij de Albert Heijn aan te spreken en haar te vertellen dat hij haar van zijn ouders even thuis moest brengen omdat het regende. [slachtoffer 1] twijfelde even, maar besloot dan toch maar bij deze “aardige man” in te stappen. Op de camerabeelden is te zien dat ze even twijfelt, maar dan toch achterin de auto stapt. Dit zijn beelden die de rechtbank als heftig ervaren heeft, omdat die beelden het moment tekenen waarop [slachtoffer 1] nog niet weet wat voor afschuwelijke dingen zij gaat meemaken. Op een gegeven moment realiseerde [slachtoffer 1] zich dat het niet goed zat. Verdachte parkeerde de auto en hij kwam naast haar zitten op de achterbank. Vanwege het kinderslot kon [slachtoffer 1] niet uit de auto. Verdachte vertelde haar dat ze niets mocht zeggen, want er lag een pistool achter in de auto waarmee hij haar en haar familie zou doodschieten. Zo creëerde hij voor [slachtoffer 1] een nog veel angstiger situatie. [slachtoffer 1] werd helemaal gek en tikte op het raam van de auto, maar verdachte liet haar daar gelijk mee stoppen door hard tegen haar te roepen. Vervolgens heeft verdachte haar seksueel misbruikt. [slachtoffer 1] moest hem pijpen totdat hij in haar mond klaarkwam. Ook moest ze haar broek uitdoen en heeft hij met zijn vingers en tong aan haar vagina gezeten. Uiteindelijk heeft verdachte [slachtoffer 1] weer bij de Albert Heijn afgezet. [slachtoffer 1] is naar huis gefietst en hoewel ze bang was, was ze dapper genoeg om het direct aan haar ouders te vertellen.
Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] op ernstige wijze geschonden. De angst en walging die zij heeft gevoeld, blijken heel helder en indrukwekkend uit haar eigen woorden: “Doe normaal. Ik ben pas 11”. Verdachte heeft een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Verdachte heeft hierbij kennelijk niet stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
Het feit heeft enorm veel gevolgen gehad voor [slachtoffer 1] en haar ouders. Ouders waarschuwen hun kinderen om niet mee te gaan met vreemden, maar hoe kun je je als ouders wapenen tegen een man die zich heel aardig voordoet en met een smoes je kind laat instappen en vervolgens je kind seksueel misbruikt? Dit soort feiten zorgen ervoor dat ouders en kinderen het vertrouwen in de mensheid verliezen. De gevolgen blijken ook helder uit de slachtofferverklaring ter zitting van de moeder van [slachtoffer 1] . Zij beschrijft dat de wereld er sinds die dag anders uitziet. Als ouders hadden ze elf jaar lang gewerkt aan het creëren van veiligheid voor [slachtoffer 1] . Zo mocht [slachtoffer 1] nu alleen op de fiets voor een boodschap en daar waren ze trots op. Na het feit durfde [slachtoffer 1] lange tijd niet alleen weg te gaan en ook haar ouders hadden moeite om haar los te laten. Stapsgewijs durft [slachtoffer 1] nu pas weer kleine stukjes alleen te fietsen, als ze een gps-horloge draagt. Ze is niet langer onbezorgd en ze is haar gevoel van veiligheid en vrijheid kwijt. Daarbij komt nog dat [slachtoffer 1] moet leren omgaan met het feit dat veel mensen in Waalwijk weten wat haar is overkomen.
Behalve de grote impact die dit heeft gehad op [slachtoffer 1] en haar ouders, heeft dit feit, en de daaraan voorafgaande feiten, in Waalwijk ook voor veel maatschappelijke onrust gezorgd.
De persoon van verdachte
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank, behalve met de aard en ernst van de feiten, ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de over hem uitgebrachte rapporten van de deskundigen.
[psychiater] en [psycholoog] hebben in hun rapportages eensluidend gesteld dat er sprake is van een ongespecificeerde parafiele stoornis. Hoewel verdachte wist dat wat hij deed, niet mocht, was hij onvoldoende in staat om - als gevolg van deze stoornis - zijn wil in vrijheid te bepalen. De feiten kunnen hem daarom verminderd worden toegerekend. Het risico op een toekomstig zedendelict wordt zonder behandeling als matig tot hoog ingeschat. Er is langdurige behandeling nodig, om te beginnen in een kliniek. De gedragsdeskundigen adviseren tbs met voorwaarden, gevolgd door een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
De reclassering heeft zich aangesloten bij dit advies en een zogeheten maatregelenrapport opgesteld, waarin de voorwaarden zijn opgesomd die aan de tbs-maatregel zouden moeten worden verbonden. Dit betreft in de eerste plaats opname en behandeling in een Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) en daarna ambulante behandeling. Daarnaast reclasseringstoezicht, een contact- en locatieverbod, geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering, een verbod om naar het buitenland te gaan en zo nodig meewerken aan een time-out in een instelling. Tot slot adviseert ook de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Verdachte heeft een nagenoeg blanco strafblad. Ter zitting bleek dat hij enorm veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Hij verzet zich niet tegen oplegging van tbs met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Tbs-maatregel
Gelet op de inhoud van de rapporten is de rechtbank met de deskundigen van oordeel dat ter voorkoming van herhaling de oplegging van een tbs-maatregel noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- er is sprake van een van de in artikel 37a, lid 1, sub 2, Sr genoemde misdrijven;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist die maatregel.
Oplegging van dwangverpleging is nu niet nodig. Volstaan kan worden met het opleggen van de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte heeft zich ook bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden. Maar als verdachte zich niet aan die voorwaarden houdt, of als de veiligheid dat vereist, kan de tbs met voorwaarden op enig moment worden omgezet naar een tbs met dwangverpleging.
Niet gemaximeerde tbs
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De totale duur van de tbs is daarmee niet beperkt tot vier jaar (in de zin van artikel 38e Sr) indien de tbs met voorwaarden op enig moment zou worden omgezet naar een tbs met bevel tot verpleging.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op wat de deskundigen hebben gerapporteerd over het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Naast de maatregel van tbs met voorwaarden zal de rechtbank ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen, indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Volgens de deskundigen zal de klinische en ambulante behandeling van verdachte langdurig moeten zijn en mogelijk meerdere jaren duren.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte, ook na de tbs, langdurig onder toezicht kan worden gesteld om het recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau te brengen dan wel daar te houden. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de tbs van verdachte en gelet op de aard van de stoornis en de risico’s is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.
De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van deze maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde tbs plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar moet in het kader van die beoordeling plaatsvinden.
Gevangenisstraf
Daarnaast acht de rechtbank, gezien de ernst van de feiten, een forse gevangenisstraf noodzakelijk. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf rekening gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte, maar ook met het feit dat hij lange tijd geen openheid van zaken heeft gegeven en pas toen de bewijzen zo sterk waren dat hij niet anders meer kon, bekennend heeft verklaard. De rechtbank heeft wel gezien dat verdachte spijt heeft van wat hij heeft gedaan en heeft dit ook bij de duur van de straf meegewogen. Alles afwegend vindt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De benadeelde partijen

7.1
[slachtoffer 1] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] (feit 1)
Inzake feit 1 heeft mr. Herrings vorderingen tot schadevergoeding ingediend namens de benadeelde partijen
-
[slachtoffer 1]van
€ 10.000,=aan immateriële schade,
-
[benadeelde partij 1]van
€ 6.240,=aan materiële schade en
-
[benadeelde partij 2]van
€ 1.536,=aan materiële schade.
[slachtoffer 1]
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 8.000,=aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021.
Hierbij overweegt de rechtbank dat geen enkele schadevergoeding recht doet aan wat [slachtoffer 1] is overkomen. De rechtbank gaat daarom uit van wat in soortgelijke gevallen eerder is toegewezen en heeft daarbij ook acht geslagen op de door de benadeelde partij overgelegde jurisprudentie. Gelet op onder meer de angst die [slachtoffer 1] heeft ondervonden, de aantasting van haar lichamelijke integriteit, het verlies van vertrouwen, haar jonge leeftijd en de gevolgen die het tot nu toe heeft gehad, zoals behandelingen, acht de rechtbank alles afwegend naar billijkheid toewijsbaar een bedrag van € 8.000,=. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De gevorderde materiële schade bestaat uit inkomstenderving van de ouders van [slachtoffer 1] als verplaatste schade.
De schade die bij de moeder en vader van [slachtoffer 1] is ontstaan komt naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking voor zover die ziet op de eerste twee weken opvang en begeleiding. Dat betekent dat 55 uur voor vergoeding in aanmerking komt bij de moeder en 37 uur bij de vader.
De kosten van € 65,= per uur die de moeder van [slachtoffer 1] heeft moeten maken voor vervanging komen de rechtbank ook redelijk voor, zodat voor de moeder een bedrag van € 3.575,= voor toewijzing gereed ligt.
De schade bij de vader van [slachtoffer 1] is gebaseerd op de bruto-omzet die hij in zijn eigen onderneming maakte (€ 216,13 per dag). Echter, toewijsbaar is slechts de gemiste nettowinst. Er moet rekening mee worden gehouden dat hij ook kosten moet hebben bespaard op de dagen dat hij niet heeft kunnen werken en dat er belasting verschuldigd is. Om deze redenen schat de rechtbank de schade op een bedrag van € 500,=. Het overige zal worden afgewezen.
De wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van 13 oktober 2021.
Voor zover de vordering ziet op het bijwonen van zittingen en contacten met advocaat en slachtofferhulp betreft dit volgens vaste jurisprudentie geen rechtstreekse schade maar proceskosten. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking als er met een gemachtigde wordt geprocedeerd (zie ECLI:NL:HR:2023:414). De kosten die hierop zien zal de rechtbank daarom afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2
[slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]vordert een schadevergoeding van
€ 350,=voor feit 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde schadevergoeding van
€ 350,=aan immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van drie, hierna in de beslissing genoemde, in beslag genomen voorwerpen aan [naam 1] , de ex-partner van verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank gelast de teruggave van de overige in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 38z, 45, 57, 244, 248a en 248d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2 subsidiair:poging tot het opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen door beloften van geld bij een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
feit 3:een persoon, van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
 Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
• Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
• Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
• Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
• Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
• Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
• Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
• Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
• Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
 Verdachte laat zich opnemen in de Forensische Psychiatrische Kliniek - GGZ Drenthe of een door het IFZ/DIZ nader te bepalen instelling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en/of zorginstelling dat nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 Verdachte laat zich (na de klinische behandeling) onder behandeling stellen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en behandelaren dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zicht aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
 Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de drie slachtoffers: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De politie houdt toezicht op dit verbod;
 Verdachte bevindt zich gedurende de tbs-maatregel niet in de plaats Waalwijk , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op dit verbod;
 Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
 Verdachte kan, als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Beslag
- gelast
de teruggave aan [naam 1]van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
 IBN code 5014PK21.01.02.001, voorwerpnummer ZBRBC21132_691082,
Samsung Galaxy S7 Edge;
 IBN code 5014PK21.01.02.002, voorwerpnummer ZBRBC21132_691083,
HTC One M8;
 IBN code 5014PK21.2383676, voorwerpnummer ZBRBC21132_697352,
Hp Protectsmart;
- gelast
de teruggave aan verdachtevan alle overige voorwerpen die in de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn opgenomen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 8.000,=aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1]
(feit 1), € 8.000,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
75 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde partij 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de [benadeelde partij 1] van
€ 3.575,=aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1] (feit 1) € 3.575,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
45 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde partij 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de [benadeelde partij 2] van
€ 500,=aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2] (feit 1) € 500,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
10 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,=aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2]
(feit 2), € 350,=te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
7 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. J.C. Gillesse en mr. T. Kemper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.W. Claassen en G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 mei 2023.