ECLI:NL:RBZWB:2023:3121
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren tegen besluiten over huishoudelijke hulp
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 mei 2023, wordt de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van eiseres tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen drie besluiten met betrekking tot de toekenning en beëindiging van huishoudelijke hulp. De rechtbank behandelt de beroepen en concludeert dat de bezwaren ongegrond zijn, omdat de besluiten betrekking hebben op afgesloten periodes in het verleden en er geen procesbelang meer is. Eiseres had eerder een inhoudelijke beslissing van het college gewenst, maar de rechtbank oordeelt dat de klachten over het handelen van het college buiten de omvang van de procedures vallen. De rechtbank wijst erop dat de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat de besluiten niet meer relevant zijn voor de huidige situatie van eiseres.
Daarnaast maakt eiseres aanspraak op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat in twee van de drie beroepen de redelijke termijn niet is overschreden, maar in het beroep met zaaknummer BRE 22/2494 is de termijn met zes maanden overschreden. Eiseres heeft recht op een immateriële schadevergoeding van € 500,-. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, maar dat eiseres recht heeft op terugbetaling van het griffierecht. De rechtbank moedigt partijen aan om via een onafhankelijke mediator in gesprek te gaan.