Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
- een tijd-voor-tijdregeling, waardoor niet alle uren worden uitbetaald;
- betaling van extra werkuren aan een aantal werknemers, die hun collega’s ophalen en wegbrengen van de huisvestingslocatie naar de werkplek (omrij-uren).
- een kopie van de artikelen 17 tot en met 22 van de cao metaalindustrie van Slovenië (op 1 november 2019);
- de verklaring dat het volgens Sloveens arbeidsrecht niet noodzakelijk is om expliciet afspraken te maken in de arbeidsovereenkomst over de tijd-voor-tijdregeling of andere regelingen conform de Sloveense cao. De werknemers kunnen op basis van deze arbeidsovereenkomst direct aanspraak maken op de toepassing van de tijd-voor-tijdregeling en overige bepalingen van de Sloveense cao (op 1 november 2019);
- een door belanghebbende opgesteld exceloverzicht van de gewerkte uren, de verloonde uren en de tijd-voor-tijd uren van de werknemers in het jaar 2017 (op 3 januari 2020).
Op 20 januari 2020 hebben wij u (in navolging op eerdere brieven/vragen) per
In verband met het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften loonheffingen over het tijdvak 01-01-2017 tot en met 31-12-2018 hebben wij u op 20-1-2020, 24-3-2020 en 24-4-2020 verzocht om inlichtingen en/of (de inhoud van) gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor uw belastingheffing. U hebt niet of niet geheel aan deze informatieverzoeken voldaan.
3.Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.Conclusie en gevolgen
.De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond.
5.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de informatiebeschikking;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 360 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 837 aan proceskosten aan belanghebbende.