ECLI:NL:RBZWB:2023:2977
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de daaruit voortvloeiende aanslag onroerende-zaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 2 mei 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] vastgesteld op € 271.000 per 1 januari 2019. Deze waardevaststelling leidde tot een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2020. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar.
Tijdens de zitting op 11 april 2023, waar de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar via beeldbellen aanwezig waren, hebben partijen een compromis bereikt. Ze kwamen overeen dat de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2019 op € 242.000 moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft dit compromis overgenomen en het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de WOZ-waarde van de woning verminderd tot € 242.000 en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 2.266 aan proceskosten aan belanghebbende. Daarnaast moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48 aan belanghebbende vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.