Uitspraak
1.De procedure
- de brief van 6 april 2023 van mr. Oomen met de producties 1 tot en met 5 van [gedaagde] ;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 11 april 2023;
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over de schorsing van een concurrentiebeding. De eiser, een Senior Servicedesk Engineer, wilde overstappen naar een directe concurrent van zijn werkgever, [gedaagde] B.V. De eiser had een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst dat hem verbood om binnen een jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor een concurrerende onderneming te werken. De eiser vorderde schorsing van dit beding, omdat hij meende dat hij onredelijk benadeeld werd door de handhaving ervan.
De kantonrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor de eiser, omdat hij bij de concurrent in dienst wilde treden. Echter, de rechter stelde vast dat het concurrentiebeding rechtsgeldig was en dat de werkgever een zwaarwichtig belang had bij de handhaving ervan. De rechter weegt het belang van de werkgever om zijn bedrijfsinformatie te beschermen tegen het belang van de werknemer om zijn arbeidskeuze vrij te maken. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever voldoende aannemelijk had gemaakt dat de werknemer over gevoelige informatie beschikte die concurrentievoordeel kon opleveren voor de nieuwe werkgever.
Desondanks besloot de kantonrechter het concurrentiebeding te schorsen voor zover de duur van het beding zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst overstijgt. De rechter oordeelde dat het belang van de werkgever in de loop van de tijd relatief snel afneemt en dat er geen zwaarwegend belang was om het beding langer dan zes maanden te handhaven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.