In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de boetebeschikking van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een verzuimboete van € 369 opgelegd in verband met het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018. Belanghebbende had verzocht om een voorlopige aanslag, maar dit voldeed niet aan de aangifteverplichting. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de boetebeschikking terecht heeft opgelegd, aangezien belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af, waarbij zij stelt dat de verzuimboete passend en geboden is. Belanghebbende had aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij met het verzoek om een voorlopige aanslag aan zijn verplichtingen had voldaan, maar de rechtbank oordeelt dat deze veronderstelling voor zijn risico komt. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) en dat de opgelegde boete in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.