ECLI:NL:RBZWB:2023:2796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3599
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om verlening van een exploitatievergunning voor een autoverhuurbedrijf op basis van slecht levensgedrag

Op 24 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een ondernemer uit [plaatsnaam], en de burgemeester van de gemeente Breda. Eiser had een aanvraag ingediend voor de verlening van een exploitatievergunning voor zijn autoverhuurbedrijf, gevestigd aan de [adres] 51D te [plaatsnaam]. De burgemeester heeft deze aanvraag afgewezen op grond van het feit dat eiser in enig opzicht van slecht levensgedrag is, zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Breda. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de burgemeester in het gelijk gesteld. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende gemotiveerd heeft waarom de gedragingen van eiser relevant zijn voor de exploitatie van een autoverhuurbedrijf. Eiser had een aantal veroordelingen op zijn naam staan, waaronder geweldsdelicten en verkeersdelicten, die volgens de burgemeester een patroon van slecht levensgedrag vormden. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid tot de afwijzing van de vergunning kon komen, gezien de kwetsbare aard van de branche en de impact op de openbare orde. Eiser's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling van het levensgedrag en dat de criteria voor vergunningverlening duidelijk en objectief moeten zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3599

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Dekker),
en

de burgemeester van de gemeente Breda, de burgemeester

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een exploitatievergunning voor [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] 51D te [plaatsnaam] .
1.1.
De burgemeester heeft deze aanvraag met het besluit van 30 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij de afwijzing van die aanvraag gebleven.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De burgemeester heeft een nader stuk ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Feiten

2. Eiser is samen met zijn broer, [naam broer] , vennoot van het autoverhuurbedrijf [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] 51D te [plaatsnaam] .
2.1.
Eiser is volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel (KvK) daarnaast eigenaar van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] , eveneens gevestigd aan de [adres] 51D te [plaatsnaam] . De activiteiten bestaan uit de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s en de in- en verkoop van tweedehands auto’s.
2.2.
[naam broer] is volgens het uittreksel van de KvK daarnaast eigenaar van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] , gevestigd aan de [adres] 51B te [plaatsnaam] .
2.3.
Bij besluit van 30 maart 2020 heeft de burgemeester de autoverhuurbranche per
1 juni 2020 aangewezen als vergunningplichtige bedrijfsmatige activiteit. [1]
2.4.
Op 6 juni 2020 is een aanvraag ingediend om verlening van een exploitatievergunning voor [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] 51D te [plaatsnaam] . De burgemeester heeft de aanvraag bij besluit van 17 september 2020 afgewezen. Eiser en [naam broer] hebben vervolgens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend welk verzoek bij uitspraak van deze rechtbank van 27 oktober 2020 is afgewezen. [2] Het bezwaar tegen voornoemde afwijzing van de aanvraag hebben eiser en [naam broer] nadien ingetrokken.
2.5.
Op 2 juni 2021 is aan [naam broer] een exploitatievergunning verleend voor het uitoefenen van het [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] 51B te [plaatsnaam] .
2.6.
Op 16 september 2021 is wederom een aanvraag ingediend om verlening van een exploitatievergunning voor [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] 51D te [plaatsnaam] . Tegen de afwijzing hiervan heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.7.
Op 19 april 2022 heeft de adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Breda (de commissie) een hoorzitting gehouden. De commissie adviseert de burgemeester het bezwaar ongegrond te verklaren, omdat eiser ‘in enig opzicht van slecht levensgedrag’ is, als bedoeld in artikel 2:34, aanhef en onder c en d, van de APV.
2.8.
De burgemeester heeft het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit onder verwijzing naar en met overneming van de motivering van het advies van de commissie ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de aanvraag om verlening van een exploitatievergunning voor [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] 51D te [plaatsnaam] heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wet- en regelgeving
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
6. De burgemeester kan een exploitatievergunning weigeren indien de exploitant of
beheerder/leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is. [3]
6.1.
Aan zijn standpunt dat eiser in enig opzicht van slecht levensgedrag is, heeft de burgemeester de volgende gedragingen, feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd.
Registraties bij de politie van eiser:
  • Licht handgemeen in vliegtuig (26 augustus 2021);
  • Waarschuwing van Kmar brigade in verband met Covid-19 maatregelen (22 april 2020);
  • In beslagname zwart balletjespistool (3 februari 2019).
Uittreksel justitiële documentatie van de Justitiële Informatiedienst van eiser:
  • Geweld tegen een ambtenaar op 23 januari 2019 (21 november 2019, € 1.000 boete of 20 dagen hechtenis);
  • Het niet opvolgen van een bevel of vordering van KMar te Schiphol op 11 augustus 2007 (9 mei 2008, € 150,- boete of 3 dagen hechtenis);
  • Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen op 6 november 2006 (19 december 2007, 60 uren werkstraf of 30 dagen hechtenis);
  • Rijden onder invloed op 27 mei 2004 en 15 juli 2003 (27 mei 2004, 100 uren werkstraf of 50 dagen hechtenis);
  • Rijden zonder geldig rijbewijs; overige verkeersdelicten op 27 mei 2002 (21 maart 2003, 2 maanden gevangenisstraf waarvan 1 maand voorwaardelijk);
  • Verlaten plaats na aanrijding; rijden zonder geldig rijbewijs; opgeven valse naam op 17 oktober 2001 (21 oktober 2002; 2 weken gevangenisstraf; € 1.000 boete; € 100 boete);
  • Autodiefstal; overige verkeerdelicten; rijden zonder rijbewijs op 12 juni 1999 (6 juli 2000, 2 weken gevangenisstraf; € 113,45 boete; 2 weken gevangenisstraf);
  • Schuld aan dodelijk verkeersongeval; overige verkeerdelicten op 18 juni 1998 (2 maart 2000, 5 maanden jeugddetentie; 30 maanden rijontzegging; € 204,20 boete);
  • Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; mishandeling op 20 december 1998 (25 februari 1999, 3 weken gevangenisstraf).
Politieadvies en -mutaties met betrekking tot de bedrijfsvoering:
  • Bij een controle van de vergunning werd door [naam broer] gemeld dat de politie hier niets te zoeken had. [naam eiser] kwam zich met de controle bemoeien en maakte foto’s van de politie. [naam eiser] meldde dat de controle onwettig was en dat hij zijn advocaat ging inschakelen. Er kwam een voertuig aanrijden met een bekende drugsdealer. Deze draaide om bij het zien van de politie (1 juli 2021);
  • [naam eiser] zat in een huurauto waarin het omhulsel van de radio en airco unit waren losgemaakt zodat de unit makkelijk te verwijderen waren. Hierachter zat een verstopplek (21 december 2020);
  • Controle kentekens op [adres] 51B, waarbij enkele voertuigen niet voorzien zijn van APK en een geldige verzekering (18 september 2019);
  • Bestuurder en voertuig komen voor inzake Opium (3 januari 2019);
  • De bedrijfsvoering van het kopen van auto’s en het verhuren van auto’s lopen door elkaar heen (20 juni 2018);
  • Controle huurauto [naam bedrijf] . Bij controle twee gesealde zwarte zakken aangetroffen inhoudende hennep verpakt in een verhuisdoos (19 juni 2018);
  • Huurauto van [naam bedrijf] waargenomen bij dealactiviteiten; huurder actief als dealer (13 december 2017);
  • Huurauto van [naam bedrijf] bestuurd door persoon welke reed met een ongeldig verklaard rijbewijs (17 oktober 2017);
  • Bij controle van gemeente/OMWB een ruimte met mogelijk illegale bewoning aangetroffen (21 september 2016).
6.2.
De burgemeester heeft aangevoerd dat uit het geheel aan gedragingen, feiten en omstandigheden blijkt dat sprake is van een patroon waarin eiser zich regelmatig niet houdt aan diverse wetten en regelingen. Gelet op de aard van de gedragingen, feiten en omstandigheden alsmede het totaal hiervan en de langere periode waarin zich deze hebben voorgedaan, concludeert de burgemeester dat eiser van in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Het voorgaande wordt bevestigd doordat eiser zeer recent nog wordt verdacht van het overtreden van de Opiumwet. Uit de bestuurlijke rapportage van 15 januari 2023 volgt dat op 20 december 2022 in het pand aan de [adres] 51B te [plaatsnaam] opiaten zijn aangetroffen en op de bovenverdieping van het pand aan de [adres] 51D te [plaatsnaam] 1,1 kilo cocaïne. Ook zijn er diverse druggerelateerde voorwerpen en stoffen aangetroffen, waaronder zwarte sealbags, een weegschaal met hennepresten in de vorm van gruis, kleding die sterk rook naar amfetamine, een grote rol huishoudfolie, strijkbout, vacumeermachine en geldtelmachine. Uit navraag bij de politie is verder gebleken dat beide panden waren ingericht voor verkoop en verhuur van voertuigen.
In enig opzicht van slecht levensgedrag
6.3.
Eiser voert in de eerste plaats aan dat een objectieve en duidelijke definitie van het criterium 'in enig opzicht van slecht levensgedrag' ontbreekt en artikel 234, aanhef en onder c en d, van de APV in strijd zijn met artikel 10 van de Dienstenrichtlijn [4] . Eiser voert in de tweede plaats aan dat de burgemeester onvoldoende gemotiveerd heeft dat eiser in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
6.4.
De uitoefening van een autoverhuurbedrijf is het verrichten van een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn. Op vergunningstelsels die de uitoefening van dergelijke dienstenactiviteiten reguleren, heeft artikel 10 van de Dienstenrichtlijn betrekking. Op grond van dit artikel moet een vergunningstelsel gebaseerd zijn op duidelijke, ondubbelzinnige, objectieve en vooraf openbaar bekend gemaakte criteria die beletten dat de bevoegde instantie haar beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefent.
6.5.
Bij de invulling van de eis over het levensgedrag komt de burgemeester beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat de burgemeester moet motiveren waarom de feiten en omstandigheden die aan zijn oordeel over het levensgedrag ten grondslag liggen in dat concrete geval relevant zijn voor de exploitatie van een autoverhuurbedrijf. Daarnaast moet hij motiveren hoe de betrokkene vooraf had kunnen weten dat hij, gezien die feiten en omstandigheden, niet aan de voorwaarde voldoet. [5]
6.6.
De burgemeester heeft aangevoerd dat sprake is van een kwetsbare branche die de laatste jaren sterk beïnvloedbaar is gebleken voor illegale praktijken. Het onder meer niet houden aan wetten en regelingen, het plegen van geweld tegen aan ambtenaar, het voeren van een bedrijfsvoering die illegale praktijken kan faciliteren en een niet meewerkende houding, houden verband met de vraag of het autoverhuurbedrijf kan worden geëxploiteerd op een wijze die geen gevaar oplevert voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat en niet bijdraagt aan het gevaar van een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat. Een groot aantal van de aan de afwijzing van het verzoek om verlening van een exploitatievergunning ten grondslag gelegde veroordelingen zijn ouder dan vijf jaar maar hebben gelet op hun aard, alcohol-, gewelds- en verkeersdelicten, een relatie tot autoverhuur.
6.7.
De burgemeester heeft verder verwezen naar de website van de gemeente [plaatsnaam] waarover de beoordeling van het levensgedrag onder meer het volgende staat vermeld.

“Onderzoek levensgedrag

Om goed levensgedrag vast te stellen onderzoekt de gemeente of de aanvrager (ooit) veroordeeld is. En of er andere zaken zijn waaruit geen goed levensgedrag blijkt. Dit kunnen ook zaken zijn die ouder zijn dan 5 jaar. De gemeente vraagt informatie op bij het register van Justitie, de politie en de toezichthouders van de gemeente. Zaken waar de gemeente extra op let:
  • drank, drugs en wapen
  • geweld, seksueel geweld, uitbuiting of misbruik
  • mensenhandel, zedendelicten
  • betrokkenheid minderjarigen of andere kwetsbare personen
  • misbruik van positie
  • diefstal, heling, vermogensdelicten
  • georganiseerde criminaliteit
(…).”
6.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd waarom de door hem aan de weigering van de exploitatievergunning ten grondslag gelegde gedragingen, feiten en omstandigheden in dit concrete geval relevant zijn voor de exploitatie van een autoverhuurbedrijf. De rechtbank is verder van oordeel dat onder verwijzing naar de website van de gemeente [plaatsnaam] het ook in algemene zin duidelijk en vooraf voldoende kenbaar was onder welke omstandigheden het levensgedrag wordt tegengeworpen en hoe de burgemeester dit beoordeelt. Er is geen sprake van strijd met de Dienstenrichtlijn.
6.9.
De burgemeester heeft naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam gemotiveerd dat de veroordelingen gelet op de aard en in onderlinge samenhang bezien ondanks het tijdsverloop van een aantal van deze veroordelingen mede leidt tot de conclusie dat eiser in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Anders dan eiser meent laat de omstandigheid dat op grond van de Wet Bibob maar tot maximaal vijf jaar in het verleden mag worden teruggekeken, onverlet dat de burgemeester een eigen afweging mag maken over de weigeringsgrond of eiser in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
6.10.
De rechtbank is verder van oordeel dat de burgemeester voor de beoordeling van het levensgedrag van eiser in beginsel heeft mogen uitgaan van gegevens uit politieregisters, alsmede politieadviezen- en mutaties en de bestuurlijke rapportage, nu door eiser onvoldoende met objectieve stukken is onderbouwd dat daarbij sprake is van onjuistheden en/of onwaarheden. Dat eiser het gevoel heeft onder een vergrootglas te liggen, doet evenmin af aan het bestaan van bovengenoemde informatie.
6.11.
Uit de politiemutaties volgt onder meer dat enkele te huren voertuigen niet voorzien waren van een APK en een geldige verzekering, een huurder in het bezit was van een ongeldig verklaard rijbewijs en de betrokkenheid van huurders van voertuigen bij dealactiviteiten. Dat het hierbij tevens gaat om huurders van voertuigen van [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres] 51B te [plaatsnaam] , maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de burgemeester hier bij de beoordeling van het levensgedrag van eiser geen rekening heeft mogen houden. Uit de meldingen en de bestuurlijke rapportage van
15 januari 2023 volgt immers dat de bedrijfsvoering van de nummers [adres] 51B en D te [plaatsnaam] door elkaar heen liepen.
6.12.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen concluderen dat eiser in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Daarbij weegt de rechtbank mee dat niet is gebleken dat eiser zijn levensgedrag heeft gebeterd, gelet op de recente vondst van 1,1 kilo aan cocaïne en druggerelateerde voorwerpen en stoffen in de panden aan de [adres] 51B en D te [plaatsnaam] . Dat de cocaïne in een achterkamer zou zijn aangetroffen en niet in de velg van een autoband zoals in de bestuurlijke rapportage is vermeld, laat onverlet dat sprake is geweest van het aantreffen van een grote hoeveelheid harddrugs en aan drughandel gerelateerde voorwerpen. Eiser en zijn broer worden verdacht van handel en bezit van harddrugs. Dat nu nog niet duidelijk is of eiser ook daadwerkelijk vervolgd gaat worden, betekent niet dat deze omstandigheden niet door de burgemeester in het kader van deze beroepsprocedure aangevoerd mogen worden ter onderbouwing van zijn standpunt dat eiser zijn levensgedrag niet heeft gebeterd en dat er sprake is van een patroon van slecht levensgedrag.
Belangenafweging
6.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het algemeen belang dat is gediend met de bescherming van de openbare orde, zeker gelet op de feiten, omstandigheden, gedragingen en veroordelingen van eiser en zeker gelet op de kwetsbare branche en de aard van de feiten, zwaarder weegt dan het belang van de ondernemer om ongestoord te kunnen exploiteren en de financiële belangen van eiser. De burgemeester had niet hoeven volstaan met een minder ingrijpend middel.
Verzoek om schadevergoeding
6.14.
Gelet op vorenstaande blijft het bestreden besluit in stand. Dit besluit is rechtmatig. Omdat er in deze zaak geen sprake is van een onrechtmatig besluit, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om verlening van een exploitatievergunning in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier, op 24 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 8:88

1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. (…);
d. (…).
Dienstenrichtlijn

Artikel 10

1. Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.
2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:
a. a) niet-discriminatoir;
b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) evenredig met die reden van algemeen belang;
d) duidelijk en dubbelzinnig;
e) objectief;
f) vooraf openbaar gemaakt;
g) transparant en toegankelijk.
Alcoholwet (geldend vanaf 1 juli 2021)

Artikel 8

1. Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende eisen:
a. zij hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt;
b. zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
c. zij mogen niet onder curatele staan.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden naast de in het eerste lid gestelde eisen andere eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden gesteld en kan de in dat lid, onder b, gestelde eis nader worden omschreven.
(…).
Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018

Artikel 2:29 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 2:15, niet zijnde een sex-inrichting, of een daarbij behorend perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is;
(…)
Artikel 2:30 Gebiedsaanwijzing
De burgemeester kan ter bescherming van de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid in de gemeente of een deel daarvan of in en rondom een gebouw, bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod als bedoeld in artikel 2:31 van toepassing is voor:
a. de hele gemeente; of
b. een door de burgemeester aangewezen gebied in de gemeente; of
c. een gebouw.

Artikel 2:31 Vergunningplicht

1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester:
(…);
b. een bedrijf uit te oefenen indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van artikel 2:30 aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft; of
(…).

Artikel 2:34 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in artikel 2:31 weigeren indien:
(…)
c. indien het een bedrijf betreft als bedoeld in artikel 2:29, onder a, de exploitant en de beheerder/leidinggevende niet 18 jaar of ouder zijn of niet voldoen aan de bij of krachtens artikel 8, lid 1, aanhef en onder b. en c. en lid 2, van de Alcoholwet aan beheerder/leidinggevende gestelde eisen;
d. de exploitant of beheerder/leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
(…).
Aanwijzingsbesluit vergunningplicht Autoverhuurbedrijven Breda 2020
De burgemeester van de gemeente Breda besluit om de autoverhuurbranche per 1 juni 2020 aan te wijzen als vergunningplichtige bedrijfsmatige activiteit zoals bedoeld in artikel 2:30 van de APV Breda.

Voetnoten

1.Artikel 2:29, onder a, en artikel 2:30 van de APV.
2.Uitspraak van deze rechtbank van 27 oktober 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5203.
3.Artikel 2:34, aanhef en onder c en d, van de APV.
4.Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.
5.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3620.