In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 beoordeeld. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij hij stelde dat er sprake was van een (verkapte) winstuitdeling van de BV aan belanghebbende, gerelateerd aan de afkoopwaarde van drie lijfrenteovereenkomsten. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gestelde waarde gehanteerd moet worden bij het bepalen van de afkoopwaarde. Hierdoor wordt de navorderingsaanslag vernietigd.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende en de BV op 28 december 2016 overeenkwamen om de lijfrenteovereenkomsten af te kopen voor een bedrag van € 733.000. De inspecteur had de afkoopwaarde berekend op € 306.115 en het verschil van € 426.885 aangemerkt als ter beschikking gesteld dividend. Belanghebbende betwistte deze berekening en stelde dat de afkoopwaarde op basis van de 'benaderde marktwaarde' moet worden berekend, wat leidt tot de overeengekomen afkoopsom.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet heeft voldaan aan de bewijslast en dat er geen sprake is van een winstuitdeling. De belastingrentebeschikking wordt vernietigd, en de rechtbank verklaart het beroep gegrond. De inspecteur moet het griffierecht en de proceskosten vergoeden aan belanghebbende.