In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2016 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag opgelegd van € 222.314, met een belastingrente van € 8.812. Belanghebbende betwist de hoogte van de afkoopwaarde van drie lijfrenteovereenkomsten, die zij op basis van de 'benaderde marktwaarde' wilde berekenen. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar voorgestelde rekenrente van 0,34% correct is. De inspecteur had de afkoopwaarde berekend op basis van de contractrente en de boekwaarde, wat resulteerde in een lagere afkoopsom van € 306.115. De rechtbank concludeert dat de aanslag vennootschapsbelasting terecht is opgelegd en dat belanghebbende niet aan haar bewijslast heeft voldaan. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.