ECLI:NL:RBZWB:2023:2698
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor een koel-vriescombinatie
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 april 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een koel-vriescombinatie beoordeeld. Eiseres had op 15 augustus 2021 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op 7 oktober 2021 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond met een besluit op 21 februari 2022. De rechtbank behandelde de zaak op 9 maart 2023, waarbij eiseres en mr. S.S. Hyder namens het college aanwezig waren.
Eiseres voerde aan dat er een beslistermijn van zes weken gold en dat de verdaging van de beslistermijn te laat was verzonden. Ze verzocht om een dwangsom en stelde dat haar medische problemen bijzondere omstandigheden vormden die de kosten voor de koel-vriescombinatie noodzakelijk maakten. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn van twaalf weken gold, omdat de Commissie Sociaal Domein rechtsgeldig was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat het college tijdig had beslist en dat er geen aanleiding was om een dwangsom toe te kennen.
De rechtbank oordeelde verder dat eiseres niet had aangetoond dat zij niet in staat was om de kosten voor de koel-vriescombinatie te reserveren. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de andere zaken niet ter beoordeling lagen. Eiseres verzocht ook om schadevergoeding voor immaterieel leed, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.