ECLI:NL:RBZWB:2023:2607

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
BRE-21-5762
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2023 uitspraak gedaan over het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 1 juli 2022, waarin haar beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor het jaar 2017 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald, wat de reden was voor de niet-ontvankelijkheid. De belanghebbende heeft verzet aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat zij geen nota's had ontvangen en dat de postbezorging in haar land vertraging vertoonde.

Tijdens de zitting op 31 maart 2023 heeft de rechtbank de argumenten van de belanghebbende gehoord. De rechtbank heeft overwogen dat de belanghebbende op de hoogte was van de verschuldigdheid van het griffierecht, maar dat zij de nota en herinneringsnota niet had ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzending van de nota's correct was verlopen en dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in verzuim was. De rechtbank heeft de stelling van de belanghebbende dat zij geen nota's had ontvangen ongeloofwaardig geacht, vooral gezien de procedure die gevolgd was voor de verzending van de griffierechten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5762

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 op het verzet van

[belanghebbende], te [plaats 1], [land], belanghebbende.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 11 november 2021 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor het jaar 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer].
Bij uitspraak van 1 juli 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 31 maart 2023 op zitting behandeld. Belanghebbende is verschenen.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht wegens het niet (tijdig) betalen van het verschuldigde griffierecht.
Belanghebbende voert in haar verzetschrift tegen de uitspraak van de rechtbank inhoudelijke gronden aan. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank echter uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoudelijke beroepsgronden kan de rechtbank in deze zaak pas toekomen als het verzet gegrond is.
Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat ze op de hoogte was van de verschuldigdheid van griffierecht, maar dat ze de nota en herinneringsnota niet heeft ontvangen. Pas bij brief van 20 maart 2023 [1] is belanghebbende bekend geworden met de herinneringsnota. De postbezorging in [land] verloopt met name bij postzendingen vanuit het buitenland met vertraging. Belanghebbende geeft als voorbeeld dat ze kerstkaarten pas in de maand februari binnenkrijgt en dat ze soms post niet ontvangt.
Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven dat ze het griffierecht op 30 maart 2023 alsnog heeft overgemaakt. De rechtbank heeft belanghebbende hierover meegedeeld dat het griffierecht automatisch wordt geretourneerd.

Oordeel rechtbank

Van de indiener van het beroepschrift wordt een griffierecht geheven (artikel 8:41, eerste lid van de Awb). Het griffierecht dient binnen vier weken na de verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort (artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb). Indien het griffierecht niet binnen de door de griffier gestelde termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 8:41, zesde lid, van de Awb).
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald voor het einde van de daartoe gestelde termijn. Gelet op het bepaalde in artikel 8:41 van de Awb zal een beroep dan niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij geoordeeld moet worden dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de buitenzitting-uitspraak terecht geoordeeld dat belanghebbende op de juiste wijze is uitgenodigd tot betaling van het griffierecht. Belanghebbende voert voor het eerst ter zitting aan dat zij geen nota’s griffierecht heeft ontvangen. De rechtbank zal dit aanmerken als een betwisting van de verzending van de nota’s. De rechtbank stelt voorop dat volgens de normale procedure eerst per gewone post een nota voor het griffierrecht wordt verzonden met een termijn van vier weken om het griffierecht te voldoen. Als binnen de gestelde termijn het griffierecht niet is voldaan wordt per aangetekende post een herinneringsnota verzonden met een nieuwe termijn. Een dergelijke aangetekende brief is ook aan belanghebbende verzonden naar het door haar opgegeven adres in [land]. Wegens het niet kunnen uitreiken aan belanghebbende, is deze brief volgens aantekening op de enveloppe afgeleverd bij een afhaallocatie/postkantoor te [plaats 2]. Door het postkantoor is geregistreerd dat er een bericht is achtergelaten op 2 februari 2022 en dat de brief teruggezonden dient te worden aan de afzender op 19 februari 2022.
De brief is op 25 maart 2022 ter griffie van de rechtbank retour ontvangen met de aantekening ‘Niet afgehaald’. De herinneringsnota is daarop nogmaals aan belanghebbende gezonden per gewone post en met een laatste termijn van twee weken. De rechtbank stelt vast dat elk van de hiervoor genoemde stukken is verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres in [land]. Ter zake van de aangetekend verzonden herinneringsnota acht de rechtbank op grond van de aantekeningen van de postbezorger op de enveloppe aannemelijk dat ter zake daarvan een afhaalbericht is achtergelaten, zodat het niet ophalen van dat poststuk bij het postkantoor voor rekening en risico van belanghebbende komt. De stellingen van belanghebbende aangaande de postbezorging in [land] maken niet dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. De niet onderbouwde stelling dat belanghebbende geen enkele nota heeft ontvangen acht de rechtbank ongeloofwaardig. Voor zover het gaat over vertraagde postbezorging, verklaart dit niet waarom belanghebbende geen van de toegezonden nota’s heeft ontvangen. Daarnaast dienen eventuele onvolkomenheden in de postbezorging in [land] voor risico van belanghebbende te blijven, nu belanghebbende ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld geen domicilie heeft gekozen in Nederland.
Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat redelijkerwijs getwijfeld kan worden dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
In wat belanghebbende heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 1 juli 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 14 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit betreft een afschrift van de herinneringsnota van 28 januari 2022 (die retour is gekomen), die nogmaals per gewone post is toegezonden bij brief van 28 maart 2022.