ECLI:NL:RBZWB:2023:2606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
BRE-21-1067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die betrekking had op een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017. De rechtbank had het beroep op 23 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat de belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald.

De belanghebbende heeft vervolgens verzet ingesteld tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, maar is zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting van 9 december 2022. De rechtbank heeft de zaak heropend en de belanghebbende in de gelegenheid gesteld te reageren op de herinneringsnota en de bijbehorende track&trace gegevens. Ondanks deze uitnodiging heeft de belanghebbende geen reactie gegeven.

Tijdens de behandeling van het verzet op 31 maart 2023 is de belanghebbende wederom niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting correct en op de wettelijk voorgeschreven wijze was verzonden. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij de herinneringsnota niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, omdat het niet tijdig betalen van griffierecht een verzuim is dat niet kan worden hersteld in verzet. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak in stand gelaten en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 op het verzet van

[belanghebbende], te [plaats], belanghebbende.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 4 februari 2021 beroep ingesteld. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer].
Bij uitspraak van 23 juli 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Belanghebbende is zonder kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen op de zitting van 9 december 2022.
De rechtbank heeft bij aangetekende brief van 12 december 2022 meegedeeld dat de zaak wordt heropend om belanghebbende alsnog in de gelegenheid te stellen te reageren op het eerder toegezonden afschrift van de herinneringsnota en de bijbehorende track&trace gegevens. De rechtbank heeft van belanghebbende geen reactie ontvangen.
De rechtbank heeft het verzet op 31 maart 2023 op zitting behandeld. Belanghebbende is zonder kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen. De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 17 januari 2023 uitgenodigd voor de zitting. De rechtbank heeft deze brief aangetekend verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven correspondentieadres. Uit track&trace gegevens van PostNL blijkt dat de uitnodiging op 18 januari 2023 op dat adres is uitgereikt en dat is getekend voor de ontvangst. De rechtbank stelt daarmee vast dat belanghebbende correct en op de wettelijk voorgeschreven wijze is uitgenodigd.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet (tijdig) betalen van het verschuldigde griffierecht.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Standpunten belanghebbende
Belanghebbende voert - zakelijk weergegeven - tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij de ontvangst van de (herinnerings)nota betwist en dat uit de uitspraak niet blijkt van bewijs van ontvangst van de (herinnerings)nota. Volgens belanghebbende is sprake van strijd met artikel 6 EVRM. Belanghebbende is ook van mening dat niet-ontvankelijkverklaring in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel, gelet op het (beperkte) bedrag van het griffierecht ten opzichte van het substantiële bedrag van de aanslag.
Oordeel rechtbank
Belanghebbende betwist de ontvangst van de (herinnerings)nota. In de in verzet bestreden uitspraak wordt verwezen naar de herinneringsnota en de track&trace gegevens van PostNL. Belanghebbende stelt in verzet dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van de gegevens waarop de uitspraak van de rechtbank is gebaseerd. In reactie daarop heeft de rechtbank belanghebbende voor het eerst op 8 oktober 2021 en nogmaals bij aangetekende brief van 12 december 2022 de betreffende stukken doen toekomen en hem in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Deze laatste brief is volgens track&trace gegevens van PostNL bezorgd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft niet op de toegezonden stukken gereageerd en is niet ter zitting verschenen. Belanghebbende heeft ook overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de ontvangst of de aanbieding van de herinneringsnota redelijkerwijs kan worden betwijfeld. De rechtbank is er daarom in de buitenzitting-uitspraak terecht van uit gegaan dat de herinneringsnota op regelmatige wijze op het adres van belanghebbende is aangeboden.
Belanghebbende heeft gelijktijdig met het indienen van het verzetschrift alsnog het griffierecht overgemaakt. Dit is te laat. Het niet tijdig betalen van griffierecht is een artikel 8:41 Awb verzuim. Dit verzuim kan in verzet niet hersteld worden. Het betaalde bedrag is op 30 augustus 2022 teruggestort naar belanghebbende.
De verplichting tot betalen van griffierecht vloeit voort uit de wet. Artikel 6 EVRM en het evenredigheidsbeginsel staan niet in de weg aan het heffen van griffierecht. Dat kan anders zijn indien sprake is van betalingsonmacht. Belanghebbende heeft geen beroep gedaan op betalingsonmacht.
De rechtbank ziet in wat belanghebbende heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 23 juli 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 14 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.