Op 14 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure, waarbij het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had eerder, op 4 februari 2022, het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. De belanghebbende heeft hiertegen verzet ingesteld, maar is zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting van 31 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op het juiste adres is bezorgd, waardoor de belanghebbende op de hoogte was van de zitting.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld aan de hand van de wettelijke termijnen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was verstreken. Het verzetschrift was pas op 21 april 2022 ontvangen, terwijl de termijn op 21 maart 2022 was geëindigd. De belanghebbende had de gelegenheid om ter zitting te verklaren waarom het verzetschrift niet tijdig was ingediend, maar is niet verschenen en heeft geen redenen aangevoerd. Hierdoor kon de rechtbank niet oordelen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De rechtbank concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 april 2023.