ECLI:NL:RBZWB:2023:2605

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
BRE-21-2628
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens overschrijding van de verzettermijn in belastingrechtelijke procedure

Op 14 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure, waarbij het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had eerder, op 4 februari 2022, het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. De belanghebbende heeft hiertegen verzet ingesteld, maar is zonder kennisgeving niet verschenen op de zitting van 31 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op het juiste adres is bezorgd, waardoor de belanghebbende op de hoogte was van de zitting.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld aan de hand van de wettelijke termijnen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken, en deze termijn was verstreken. Het verzetschrift was pas op 21 april 2022 ontvangen, terwijl de termijn op 21 maart 2022 was geëindigd. De belanghebbende had de gelegenheid om ter zitting te verklaren waarom het verzetschrift niet tijdig was ingediend, maar is niet verschenen en heeft geen redenen aangevoerd. Hierdoor kon de rechtbank niet oordelen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.

De rechtbank concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2628

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 op het verzet van

[belanghebbende], domicilie kiezende te [plaats],

belanghebbende,

Procesverloop

Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van belanghebbende (met bovengenoemd zaaknummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, op grond van het niet betalen van het griffierecht.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord. De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 31 maart 2023 te Breda.
Belanghebbende is zonder kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 17 januari 2023 aan belanghebbende op het postbusadres [adres] te ([postcode]) [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu uit Track&trace gegevens van PostNL blijkt dat de uitnodiging op bovengenoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Feiten en de gronden van het verzet

De in verzet bestreden uitspraak van de rechtbank is gedagtekend 4 februari 2022 en met een begeleidende brief op 7 februari 2022 aan belanghebbende bekendgemaakt door middel van toezending.
Het verzetschrift van belanghebbende is gedagtekend 16 maart 2022. Het verzetschrift is blijkens de enveloppe en de bijbehorende vrachtbrief op 17 maart 2022 per post verzonden vanuit [plaats], [land]. Het verzetschrift is op 21 april 2022 ontvangen ter griffie van de rechtbank.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzet

De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 in samenhang gelezen met artikel 8:55 van de Awb zes weken. Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 in verbinding met artikel 8:55, tweede lid van de Awb). Niet-ontvankelijkverklaring van het verzet blijft echter achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende met betrekking tot de overschrijding van de verzettermijn in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
Gelet op de datum van aangetekende verzending van de in verzet bestreden uitspraak, namelijk 7 februari 2022, is de termijn voor het indienen van een verzetschrift geëindigd op 21 maart 2022. Het verzetschrift is op 21 april 2022 bij de griffie van de rechtbank ontvangen. Dat is te laat.
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om zich ter zitting uit te laten over waarom het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Belanghebbende is niet verschenen ter zitting en heeft ook geen redenen aangevoerd. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar (artikel 6:11 in samenhang gelezen met artikel 8:55 van de Awb).
Gelet op het vorenstaande is het verzet van belanghebbende niet-ontvankelijk. Doordat het verzet niet-ontvankelijk is, komt de rechtbank niet toe aan verdere beoordeling van het verzet. De in verzet bestreden uitspraak blijft dus in stand.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 14 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl
.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.