In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen het besluit tot intrekking van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Het primaire besluit van 16 oktober 2020, waarbij de bijstandsuitkering per 18 augustus 2020 werd ingetrokken wegens overschrijding van de toegestane duur van verblijf in het buitenland, leidde tot bezwaar van eiser. Dit bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het te laat was ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 1 maart 2023 de zaak heeft behandeld.
De rechtbank oordeelt dat Orionis, de verweerder, het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had op 24 november 2020 een bezwaarschrift per email verzonden, maar Orionis stelde dat dit niet tijdig was ontvangen. De rechtbank concludeert dat de gemachtigde van eiser de verzending van het bezwaarschrift aannemelijk heeft gemaakt en dat het risico van niet-ontvangst bij Orionis ligt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt Orionis op om het bezwaar van eiser alsnog inhoudelijk te behandelen. Tevens wordt Orionis veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 837,00. De rechtbank benadrukt dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de ontvankelijkheid van het bezwaar.