Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van Intecma.
2.IPR
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
1.079,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de vennootschap naar Duits recht, hierna te noemen [eiser], een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intecma B.V., hierna te noemen Intecma. De procedure is gestart naar aanleiding van een brief van Intecma van 5 januari 2023, waarin zij de handelsrelatie met [eiser] per 1 april 2023 heeft beëindigd. [eiser] vordert in dit kort geding dat Intecma de distributieovereenkomst met haar per direct nakomt, als ware er geen opzegging of beëindiging van de overeenkomst. De vorderingen van [eiser] omvatten onder andere het bevel aan Intecma om geplaatste en te plaatsen orders in behandeling te nemen, geen nieuwe orders van derden te accepteren en klanten te informeren over de situatie. Intecma heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van deze vorderingen als ongegrond.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiser] niet heeft voldaan aan haar verplichting om alle relevante feiten volledig en naar waarheid te presenteren, zoals vereist door artikel 21 Rv. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Intecma zijn begroot op € 1.755,00. Het vonnis is uitgesproken op 24 maart 2023.