ECLI:NL:GHSHE:2023:1649

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.325.242_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over voortzetting van een handelsrelatie tussen Igel Electric GmbH en Intecma B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door Igel Electric GmbH (hierna: Igel) tegen Intecma B.V. (hierna: Intecma) met betrekking tot de voortzetting van een handelsrelatie. De handelsrelatie tussen partijen heeft meer dan twaalf jaar geduurd zonder schriftelijke overeenkomst, en beide partijen zijn het erover eens dat er sprake is van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Intecma heeft per brief van 5 januari 2023 aan Igel medegedeeld de handelsrelatie per 1 april 2023 te beëindigen. Igel heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld om Intecma te bevelen de distributieovereenkomst na te leven en heeft verzocht om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Igel afgewezen, omdat Igel niet aan haar verplichtingen heeft voldaan om relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.

In hoger beroep heeft Igel twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter. Intecma heeft de grieven bestreden en verzocht om bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat Intecma in Nederland is gevestigd. Het hof heeft de grieven van Igel inhoudelijk beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van Intecma bij beëindiging van de handelsrelatie zwaarder weegt dan het belang van Igel bij voortzetting daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat Intecma voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij de beëindiging van de relatie, mede gezien de klachten over Igel en de prijsverhogingen die Igel had aangekondigd.

Het hof heeft de grieven van Igel afgewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met verbetering van gronden. Igel is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 23 mei 2023 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.325.242/01
arrest van 23 mei 2023
in de zaak van
Igel Electric GmbH,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Igel,
advocaat: mr. R.C. de Mol te 's-Gravenhage,
tegen
Intecma B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Intecma,
advocaat: mr. J. van Baaren te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 31 maart 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 maart 2023, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen Igel als eiseres en Intecma als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/406071 / KG ZA 23-54)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties 15 tot en met 20;
  • de memorie van antwoord met productie 22;
  • de mondelinge behandeling op 9 mei 2023, waarbij de advocaten van partijen pleitaantekeningen hebben voorgedragen en overgelegd;
  • de bij H12-formulier van 2 mei 2023 door Igel toegezonden producties 21 tot en met 26, die zij bij de mondelinge behandeling bij akte overlegging aanvullende producties in het geding heeft gebracht.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
In rov. 3.1 tot en met 3.4 van het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal deze feiten hierna, vernummerd tot rov. 3.1.1 tot en met 3.1.4 weergeven.
3.1.1.
Igel is actief in het verhandelen van complexe industriële elektronica. Intecma is producent van dergelijke elektronica.
3.1.2.
Tussen Intecma en Igel heeft gedurende meer dan twaalf jaar een handelsrelatie bestaan. Zij hebben aan deze relatie geen schriftelijke overeenkomst ten grondslag gelegd. Partijen zijn erover eens dat er sprake is van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd.
3.1.3.
Bij brief van 5 januari 2023 aan Igel heeft Intecma bericht de handelsrelatie tussen partijen per 1 april 2023 te beëindigen.
3.1.4.
Naar aanleiding van die brief heeft op 12 januari 2023 een bespreking tussen partijen plaatsgevonden en correspondentie tussen hun advocaten.
Geschil in eerste aanleg
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Igel als voorlopige voorziening:
I. Intecma te bevelen de distributieovereenkomst met Igel per direct getrouw na te leven -als ware er van opzegging of beëindiging daarvan geen sprake- en in dat verband de door Igel geplaatste en te plaatsen orders voor de regio’s Nederland, Duitsland, Polen en Slowakije in behandeling te nemen en deze binnen de tussen partijen gebruikelijke termijn af te handelen, dit op straffe van een dwangsom,
II. Intecma te bevelen de distributieovereenkomst met Igel per direct getrouw na te leven -als ware er van opzegging of beëindiging daarvan geen sprake- en in dat verband geen nieuwe orders van derden in de regio’s Nederland, Duitsland, Polen en Slowakije in behandeling te nemen, en Igel direct van die nieuwe orders op de hoogte te stellen, dit op straffe van een dwangsom,
III. Intecma te bevelen om -met kopie aan Igel - aan alle klanten in de regio’s Nederland, Duitsland, Polen en Slowakije binnen 48 uur na dit vonnis per e-mail en aangetekende post, zonder verdere aan- of toevoegingen, met deugdelijke aanhef en afsluiting te berichten zoals in het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg is vermeld, dit op straffe van een dwangsom,
IV. Intecma te bevelen om aan Igel binnen vier werkdagen na dit vonnis gedetailleerd opgave te doen -zulks geverifieerd door een onafhankelijke registeraccountant- van alle orders die zij in de laatste zes maanden heeft ontvangen (en al dan niet heeft geaccepteerd) ten behoeve van klanten uit de regio’s Nederland, Duitsland, Polen en Slowakije, dit op straffe van een dwangsom,
V. zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter passend acht,
met veroordeling van Intecma in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.2.
Op hetgeen Igel aan deze vorderingen ten grondslag heeft gelegd en op de daartegen door Intecma gevoerde verweren zal het hof hierna, voor zover relevant in hoger beroep ingaan.
3.2.3.
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Igel afgewezen en Igel, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten veroordeeld.
De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen dat Igel de op haar rustende verplichting de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren (artikel 21 Rv), niet heeft nageleefd. Daaruit heeft de voorzieningenrechter de gevolgtrekking gemaakt dat onder meer de stelling van Intecma dat Igel zich heeft neergelegd bij de opzegging van de handelsrelatie juist is.
Geschil in hoger beroep
3.3.1.
Igel heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van Intecma in de kosten en nakosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, dan wel zodanige voorzieningen te treffen als het hof passend acht.
3.3.2.
Intecma heeft de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het hof het vonnis waarvan beroep, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden, bekrachtigt en Igel in de proceskosten en nakosten van deze appelprocedure veroordeelt.
Internationale aspecten
3.4.
Nu Igel gevestigd is in Duitsland, heeft deze zaak internationale aspecten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de zaak. Dit oordeel hebben partijen in hoger beroep – terecht – niet bestreden.
Die bevoegdheid is aanwezig omdat Intecma als gedaagde partij in het geding in eerste aanleg in Nederland is gevestigd (artikel 4 lid 1 jo 63 lid 1 sub a van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat partijen het erover eens zijn dat Nederlands recht van toepassing is. Ook dat is in hoger beroep tussen partijen niet in geschil. Daarom zal ook het hof daarvan uitgaan.
Verdere beoordeling
3.5.
De grieven van Igel zijn erop gericht dat het hof deze zaak alsnog inhoudelijk beoordeelt (zodat de zaak niet afgedaan wordt op schending van artikel 21 Rv, zoals de voorzieningenrechter heeft gedaan). Het hof zal dit in het navolgende ook doen (mede gelet op het tijdens de mondelinge behandeling verhandelde kan niet worden aangenomen dat Igel weloverwogen en doelbewust relevante feiten heeft achtergehouden om de onderhavige vorderingen toegewezen te krijgen).
3.6.
Het hof stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat er sprake is van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Volgens vaste rechtspraak is, indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging (wat in dit geval niet zo is), een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar (zie HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141). Uitgangspunt dient daarom te zijn dat het Intecma vrij stond om de handelsrelatie met Igel te beëindigen. Itecma heeft dit gedaan met de brief van 5 januari 2023. Met deze brief is de handelsrelatie tussen partijen per 1 april 2023 beëindigd.
3.7.
In het licht van het voorgaande weegt naar het oordeel van het hof het belang van Igel bij voortzetting van de relatie niet op het belang van Intecma bij beëindiging daarvan. Ter motivering van dit oordeel dient het volgende.
3.8.
Intecma heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er belang bij heeft om haar handelsrelatie met Igel te beëindigen (waarbij slechts het maken van afspraken over een financiële afwikkeling resteert). De handelsrelatie tussen Igel en Itecma hield in dat Igel orders ontving van derde partijen met het verzoek om zogenoemde softstarters te leveren, waarna Igel deze orders doorzette naar Intecma. Eind 2022 vernam Intecma van deze partijen dat zij niet langer zaken wilden doen met Igel. Dit hield onder meer verband met een forse prijsverhoging die Igel had aangekondigd. Ook waren er klachten over de services van Igel. Op de achtergrond speelt dat Igel in de betreffende periode is overgenomen door Solcon Industries Ltd. (hierna: Solcon). Dit heeft geleid tot het aangekondigde vertrek van de CEO van Igel, de heer Kleiböhmer, in 2023. Met Kleiböhmer werkte Intecma goed samen. Met de wijze van zakendoen van Solcon heeft Itecma echter slechte ervaringen. Intecma heeft er daarom voor gekozen rechtstreeks zaken te doen met de betreffende klanten. Dit om te voorkomen dat deze klanten weglopen naar derden (concurrenten van Intecma) teneinde daar softstarters af te kunnen nemen.
3.9.
Het belang van Igel bij voortzetting van de handelsrelatie is met name gelegen in het mislopen van (verwachte) omzet. Volgens Igel is de handelsrelatie met Intecma cruciaal voor het overleven van Igel. Haar omzet was in 2022 voor 44% afhankelijk van Intecma. Voor 2023 wordt geprognosticeerd dat dit percentage rond 50% zal liggen. Dit hangt samen met de ontwikkelingen op de energiemarkt (softstarters worden gebruikt bij elektrische apparaten als warmtepompen, airco’s en koelsystemen). Daarop zijn Itecma-softstarters zeer in trek. In de woorden van [persoon A] , CFO van Solcon, tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, is het “booming business”. Daarnaast heeft Igel aangevoerd dat er sprake is van een intensieve en exclusieve handelsrelatie van meer dan twaalf jaar. Daaraan kan Igel niet plotseling, met een opzegtermijn van slechts drie maanden, een einde maken. Tot slot dient mee te wegen dat Igel de markt voor de Itecma-softstarters heeft opgebouwd en daarvoor ook (financieel) risico heeft genomen, aldus Igel.
3.10.
Naar het oordeel van het hof valt de in dit kort geding te maken belangenafweging in het bijzonder in het voordeel van Intecma uit omdat aan Intecma als ondernemer een eigen beoordelingsruimte toekomt over hoe zij haar organisatie wenst in te richten en welke strategie wordt gevoerd. Partijen hebben hierover contractueel niets geregeld. Igel heeft niet althans onvoldoende concreet onderbouwd dat zij een exclusieve distributeur van Intecma-producten was. Itecma heeft dat ook weersproken. Intecma mocht dus in beginsel de strategische keuze maken om voortaan rechtstreeks zaken met (wat zij beschouwt als) haar klanten te doen.
3.11.
Hier komt bij dat het hof, voorshands oordelend, een zwaarwegende grond voor opzegging van de duurovereenkomst tussen partijen aanwezig acht, mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 3.8. Hieraan voegt het hof toe dat Intecma door overlegging van e-mails van [klant 1] en [klant 2] (twee van haar drie hoofdklanten, naast AIT, volgens Intecma) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat na de aankondiging van de prijsverhoging afnemers contact met Intecma hebben opgenomen voor een oplossing van het probleem. Igel heeft aan de hand van e-mailcorrespondentie gesteld dat Richter Steuerungstechnik GmbH (hierna Richter) wel direct bij Igel zou willen afnemen. Intecma heeft daar onweersproken tegen ingebracht dat Richter een dochtermaatschappij is van [klant 1] en dat Richter niet bevoegd is daarover zelf te beslissen.
3.12.
Dat lange tijd een profijtelijke handelsrelatie heeft bestaan, waaraan Igel ook een bijdrage heeft geleverd, legt onvoldoende gewicht in de schaal. Hetzelfde geldt voor de stelling van Igel dat de beëindiging van de handelsrelatie als een verrassing is gekomen. Daarbij tekent hof aan dat [persoon B] , bestuurder van Intecma, tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat hij over de klachten in de periode half november en december 2022 gesproken heeft met [persoon C] van Igel en dat hij hem heeft gezegd het op te lossen en te regelen, maar dat dit niet is gebeurd. Of Intecma een vergoeding verschuldigd is aan Igel bijvoorbeeld wegens opzegging tegen een te korte opzegtermijn, staat niet ter beoordeling in dit kort geding.
3.13.
Aan het oordeel van het hof draagt, tot slot, ook bij dat Intecma gemotiveerd heeft betwist dat het financieel belang van Igel bij voorzetting van de handelsrelatie met Intecma zo groot is als Igel stelt. Om dit belang vast te stellen is dan ook nader onderzoek nodig, mogelijk door een deskundige, waarvoor in dit kort geding geen plaats is.
Slotsom en afwikkeling
3.14.
De slotsom is dat de grieven niet leiden tot toewijzing van de vorderingen van Igel. Het hof ziet ook geen aanleiding om een andere voorziening te treffen; Igel heeft niet toegelicht wat die kan inhouden, en het partijdebat is daarover ook niet gegaan. Zoals hiervoor is overwogen, is voor bewijslevering in dit kort geding geen plaats.
3.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep – met verbetering van gronden – dient te worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Igel in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, met verbetering van gronden;
veroordeelt Igel, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten in hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Intecma op € 783,-- aan griffierecht en op € 2.366,-- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 173,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 263,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en P.S. Kamminga en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 mei 2023.
griffier rolraadsheer