ECLI:NL:RBZWB:2023:2410
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 april 2023, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg beoordeeld. Het college had eisers op 23 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar wegens het ontbreken van een besluit. De rechtbank behandelt de zaak en oordeelt dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 was alleen eiser 1 aanwezig, terwijl eiser 2 afwezig was. Het college werd vertegenwoordigd door mr. D.L.M. Claessen.
De rechtbank concludeert dat de telefonische mededeling van het college aan eisers, waarin werd aangegeven dat zij hun zienswijze niet meer konden inspreken bij de gemeenteraad, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het college op goede gronden het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het college niet verplicht was om eisers te horen in de bezwaarfase. De rechtbank wijst erop dat eisers hun bezwaren tegen het exploitatieplan kunnen aanvoeren in de procedure die daarover loopt.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat het college ten onrechte het bestreden besluit heeft genomen, omdat de beslissing over de werkwijze van de raad enkel aan de raad toekomt. Echter, de rechtbank oordeelt dat dit gebrek niet tot nadeel voor eisers heeft geleid, omdat het college ter zitting een machtiging heeft overgelegd die bevestigt dat de vertegenwoordiger van het college ook namens de raad spreekt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden, terwijl eisers geen proceskosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.