ECLI:NL:RBZWB:2023:2410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3869
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 7 april 2023, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg beoordeeld. Het college had eisers op 23 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar wegens het ontbreken van een besluit. De rechtbank behandelt de zaak en oordeelt dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 was alleen eiser 1 aanwezig, terwijl eiser 2 afwezig was. Het college werd vertegenwoordigd door mr. D.L.M. Claessen.

De rechtbank concludeert dat de telefonische mededeling van het college aan eisers, waarin werd aangegeven dat zij hun zienswijze niet meer konden inspreken bij de gemeenteraad, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het college op goede gronden het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het college niet verplicht was om eisers te horen in de bezwaarfase. De rechtbank wijst erop dat eisers hun bezwaren tegen het exploitatieplan kunnen aanvoeren in de procedure die daarover loopt.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat het college ten onrechte het bestreden besluit heeft genomen, omdat de beslissing over de werkwijze van de raad enkel aan de raad toekomt. Echter, de rechtbank oordeelt dat dit gebrek niet tot nadeel voor eisers heeft geleid, omdat het college ter zitting een machtiging heeft overgelegd die bevestigt dat de vertegenwoordiger van het college ook namens de raad spreekt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden, terwijl eisers geen proceskosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3869 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

1. [naam eiser 1]uit [plaatsnaam] ,
2. [naam eiser 2]uit [plaatsnaam] ,
tezamen: eisers
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van 23 juni 2022 (bestreden besluit) waarin het college eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar wegens het ontbreken van een besluit.
1.1
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Ter zitting is eiser 1 verschenen. Eiser 2 is niet verschenen. Het college is vertegenwoordigd door mr. D.L.M. Claessen.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3 De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Eisers hebben zienswijze ingediend op 23 januari 2022 tegen het ontwerpexploitatieplan “ [naam exploitatieplan] ”.
Bij brief van 4 april heeft het college het ontvangst van de zienswijze bevestigd en medegedeeld dat indien eisers (met) hun zienswijze wil inspreken bij de gemeenteraad (hierna: raad), dit binnen 7 dagen na verzending van de brief kenbaar moet worden gemaakt middels een e-mail.
De brief van 4 april 2022 is door eisers pas op 11 april 2022 ontvangen door een foute postbezorging. Inmiddels was het ontwerpexploitatieplan bij de raad gepasseerd. Een medewerker van de gemeente heeft dit telefonisch medegedeeld aan eisers.
4.2
Eisers hebben op 13 april 2022 bezwaar gemaakt tegen de telefonische mededeling dat de stukken inmiddels bij de raad waren gepasseerd en eisers (met) hun zienswijze niet meer konden inspreken bij de raad.
4.3
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens het college geen sprake is van een besluit.
Ontbreken van een besluit
5.1
Eisers hebben betoogd dat zij ten onrechte niet zijn gehoord door de raad naar aanleiding van hun zienswijze en door het college naar aanleiding van hun bezwaar tegen de beslissing dat eisers (met) hun zienswijze niet konden inspreken bij de raad. Eisers zijn van mening dat het ontwerpexploitatieplan niet deugt.
5.2
Het college heeft betoogd dat de telefonische mededeling dat (met) de zienswijze niet meer ingesproken konden worden bij de raad niet is aan te merken als een besluit en het bezwaar om die reden niet-ontvankelijk is verklaard.
5.3
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) stelt een bestuursorgaan belanghebbenden in de gelegenheid om te worden gehoord voordat het op het bezwaar beslist. Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien, indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. [1]
5.4
De Afdeling heeft overwogen dat het horen een essentieel onderdeel vormt van de bezwaarschriftenprocedure. Het bezwaar mag slechts kennelijk niet- ontvankelijk of ongegrond worden verklaard, in welk geval van het horen kan worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [2]
5.5
Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. [3] Er is redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk dat de mondelinge mededeling niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [4] De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eisers op goede gronden kennelijk niet-ontvankelijk kon achten en daarmee kon afzien van het horen van eisers in de bezwaarfase.
5.6
De rechtbank voegt ten aanzien van het ontbreken van het horen van eisers over het ontwerp-exploitatieplan bij de raad daaraan toe dat de gemachtigde van eisers te kennen heeft gegeven dat eisers rechtsmiddelen hebben aangewend tegen het exploitatieplan. Daarnaast heeft het college ter zitting verklaard dat de schriftelijke ingediende zienswijze is behandeld tijdens de raadvergadering. Eisers kunnen hun bezwaren tegen het exploitatieplan dus naar voren brengen in de procedure die daarover gaat.
Bevoegdheidsgebrek
6.1
Het nemen van beslissingen omtrent de werkwijze van de raad, is een bevoegdheid die enkel de raad toekomt. Het nemen van de beslissing dat eisers hun zienswijze niet meer konden inspreken bij de raad, is namens de raad genomen. Het college heeft daarmee ten onrechte het bestreden besluit genomen en in zoverre kleeft aan het bestreden besluit een gebrek.
6.2
De rechtbank kan aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het college heeft ter zitting een machtiging overgelegd, waarmee is vastgesteld dat de vertegenwoordiger van het college ook namens de raad spreekt en het bestreden besluit wordt geacht namens de raad te zijn genomen. Het is om die reden niet aannemelijk dat eisers door het gebrek zijn benadeeld. Daarom passeert de rechtbank het gebrek.

Conclusie en gevolgen

7 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het college moet wel, vanwege toepassing van artikel 6:22 Awb, het griffierecht aan eisers vergoeden. Eisers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 7 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Artikel 6:22, van de Awb
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:2, eerste lid, van de Awb
Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Artikel 7:3, onder a, van de Awb
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.

Voetnoten

1.Artikel 7:3, onder a, van de Awb.
2.ABRvS 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1290, ro. 7.1.
3.Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld ook CRvB 11 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:101.