ECLI:NL:RBZWB:2023:2390

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
BRE-22_3521
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens overschrijding beroepstermijn en onbevoegdheid rechtbank voor betalingsregeling

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22_3521, waarbij het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De belanghebbende had gereageerd op een aankondiging van een dwangbevel van de belastingdienst, welke reactie door de inspecteur werd aangemerkt als een beroepschrift tegen een eerdere uitspraak op bezwaar van 11 december 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 22 januari 2021 eindigde, terwijl het beroepschrift pas op 6 mei 2022 door de inspecteur is ontvangen. Hierdoor was het beroepschrift niet tijdig ingediend, en de rechtbank heeft de belanghebbende de gelegenheid gegeven om een verklaring te geven voor deze termijnoverschrijding. Ondanks een aangetekende brief van 4 oktober 2022, waarin de belanghebbende werd verzocht om een verklaring, heeft de belanghebbende geen redenen opgegeven voor de overschrijding van de termijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gebleken, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor het verzoek van de belanghebbende om een betalingsregeling. De rechtbank heeft aangegeven dat de belastingrechter niet bevoegd is om een betalingsregeling te treffen en dat de belanghebbende hiervoor bij de ontvanger moet zijn. Indien er geen overeenstemming kan worden bereikt met de ontvanger, kan de belanghebbende een rechtsvordering indienen bij de civiele rechter. De rechtbank heeft in deze uitspraak geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3521

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Belanghebbende heeft op een ontvangen brief van de ontvanger van de belastingdienst betreffende een aankondiging dwangbevel gereageerd. De inspecteur heeft deze reactie van belanghebbende aangemerkt als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 11 december 2020, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting, met aanslagnummer [aanslagnummer] .Y.9.90001, en de daarbij opgelegde boetebeschikking. De inspecteur heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift met de gewone post wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het beroepschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 11 december 2020 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 22 januari 2021.
Het beroepschrift is bij de inspecteur ontvangen op 6 mei 2022. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
De griffier heeft belanghebbende de kans gegeven zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Dit is nogmaals gedaan bij aangetekende brief van 4 oktober 2022 met een laatste termijn van twee weken. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het in de Basisregistratie Persoonsgegevens opgenomen adres van belanghebbende.
Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.
Betalingsregeling
Uit de reactie van belanghebbende maakt de rechtbank op dat belanghebbende een betalingsregeling wil. De belastingrechter is niet bevoegd een dergelijke betalingsregeling te treffen. Belanghebbende dient daarvoor bij de ontvanger te zijn. Als belanghebbende er met de ontvanger niet uit komt, kan belanghebbende een rechtsvordering indienen bij de civiele rechter. De rechtbank verklaart zich in zoverre kennelijk onbevoegd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is bedoeld om een betalingsregeling te verzoeken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 7 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.